ECLI:NL:RVS:2023:1992
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- A. Kuijer
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 januari 2023 het beroep van de vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem in bewaring te stellen ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 22 december 2022 in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een gebrek in het voortraject en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.R. de Boer, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 mei 2023 behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de grieven van de vreemdeling. De eerste grief betreft de beoordeling van de vraag of er een gebrek in het voortraject was. De Raad van State concludeert dat de rechtbank ten onrechte aannam dat de vreemdeling voorafgaand aan het vreemdelingenrechtelijke traject op vrije voeten was, maar dat de vreemdeling direct vanuit strafrechtelijke detentie is overgebracht. Hierdoor is er geen sprake van een gebrek in het voortraject.
De Raad van State oordeelt verder dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee leden van de Afdeling bestuursrechtspraak, in aanwezigheid van de griffier.