ECLI:NL:RVS:2023:1979
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 13 maart 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 2 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en dat er geen aanleiding was om de aanvraag te honoreren.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 mei 2023 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de Raad van State werd bevestigd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.