ECLI:NL:RVS:2023:1958

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
202302689/1/V1 en 202302689/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 7 maart 2023 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, had op 19 april 2023 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.A.A. Charry, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de grief van de vreemdeling beoordeeld, waarbij zij verwees naar een circulaire van de Italiaanse autoriteiten. De rechter concludeerde dat de staatssecretaris niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Italië, gezien de omstandigheden waaronder Dublinclaimanten in Italië zich bevinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd dat Italië aan zijn internationale verplichtingen zou voldoen, wat leidde tot de conclusie dat het overdrachtsbesluit onrechtmatig was.

De voorzieningenrechter verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.511,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 16 mei 2023.

Uitspraak

202302689/1/V1 en 202302689/2/V1.
Datum uitspraak: 16 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 april 2023 in zaak nr. NL23.6929 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 19 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.A.A. Charry, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       In de enige grief bestrijdt de vreemdeling, onder verwijzing naar de ‘circular letter’ van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022, het oordeel van de rechtbank dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de staatssecretaris niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Italië.
2.       In de uitspraken van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1654, onder 4.3.2 en 4.3.3, en ECLI:NL:RVS:2023:1655, onder 3.3.2 en 3.3.3, heeft de Afdeling uit de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten afgeleid dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn. Hoewel uit de berichtgeving volgens de Afdeling niet zonder meer volgt dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig staan tegenover de situatie van vreemdelingen, bestaat er een reëel risico dat vreemdelingen buiten hun eigen wil en keuzes om bij overdracht aan Italië terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, als bedoeld in punt 92 van het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, waardoor zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals onderdak, eten en stromend water. De staatssecretaris heeft vooralsnog niet deugdelijk gemotiveerd dat hij nog van het vermoeden mag uitgaan dat Italië zal voldoen aan zijn internationale verplichtingen. Daarom concludeert de voorzieningenrechter dat de staatssecretaris onder deze omstandigheden niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Italië en dat het overdrachtsbesluit dat de staatssecretaris voor de vreemdeling heeft genomen, onrechtmatig is.
3.       De grief slaagt.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het door de vreemdeling tegen het besluit van 7 maart 2023 ingestelde beroep is gegrond. Dat besluit wordt vernietigd. Daarom is het niet nodig voor de vreemdeling een voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 april 2023 in zaak nr. NL23.6929;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 7 maart 2023, [V-nummer];
V.       wijst het verzoek af;
VI.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Jongeneel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2023
958