ECLI:NL:RVS:2023:1893

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
202206501/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 15 mei 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 7 oktober 2022 een asielverzoek ingediend, waarna op 10 oktober 2022 een aanmeldgehoor plaatsvond. De staatssecretaris legde de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel op, welke op 11 oktober 2022 werd opgeheven. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling tegen deze maatregel op 7 november 2022 ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het aanmeldgehoor niet onredelijk laat had plaatsgevonden en dat de staatssecretaris de vrijheidsontnemende maatregel niet te lang had laten voortduren. De Afdeling benadrukte dat de rechtbank zich niet had bemoeid met de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek, maar enkel het vereiste van voortvarend handelen had beoordeeld. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.

Uitspraak

202206501/1/V3.
Datum uitspraak: 15 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 november 2022 in zaak nr. NL22.20387 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 7 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft op 7 oktober 2022 een asielverzoek gedaan. Het aanmeldgehoor heeft op 10 oktober 2022 plaatsgevonden en de staatssecretaris heeft de vrijheidsontnemende maatregel op 11 oktober 2022 opgeheven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het aanmeldgehoor niet onredelijk laat heeft plaatsgevonden en dat de staatssecretaris de maatregel niet te lang heeft laten voortduren. Die overweging gaat namelijk alleen over het vereiste van voortvarend handelen, zodat de rechtbank zich niet heeft gemengd in de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek. De Afdeling wijst in dit kader op haar uitspraak van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2870, onder 4.1.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Steendijk
voorzitter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2023
347-1020