ECLI:NL:RVS:2023:1882

Raad van State

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
202302220/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende afgifte verblijfsdocument

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 september 2020 een aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een verblijfsdocument afgewezen. De vreemdeling had verzocht om een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont, maar deze aanvraag werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 8 februari 2021 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 13 maart 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om een nieuw besluit te nemen in lijn met de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 mei 2023 geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202302220/2/V2.
Datum uitspraak: 12 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 13 maart 2023 in zaak nr. 21/1435 in het geding tussen:
[de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen dan wel een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verlenen, afgewezen, en de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier niet verlengd.
Bij besluit van 8 februari 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2. Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Lagaaij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2023
936