ECLI:NL:RVS:2023:1822
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Almere
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 december 2021, waarin het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Almere ongegrond werd verklaard. De aanvraag voor de urgentieverklaring werd op 11 maart 2021 afgewezen, waarna het college op 7 september 2021 het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaarde. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 19 april 2023 heeft [appellant] aangegeven geen belang meer te hebben bij een uitspraak, omdat hij op 22 maart 2023 een huurovereenkomst voor een huurwoning heeft ondertekend. Dit betekent dat hij zijn doel met het hoger beroep heeft bereikt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vervolgens geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.
De beslissing houdt in dat het college van burgemeester en wethouders van Almere geen proceskosten hoeft te vergoeden aan [appellant]. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 mei 2023.