ECLI:NL:RBMNE:2021:6264

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
UTR 21/4053
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring voor woonruimte op medische gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De eiser had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor woonruimte op basis van medische gronden, omdat hij op een zolderkamer woonde en problemen ondervond met traplopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag door verweerder was afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van medisch onhoudbare problematiek. Verweerder had zich gebaseerd op een advies van Argonaut, waaruit bleek dat er geen levensontwrichtende situatie was die alleen kon worden opgelost met een zelfstandige woonruimte op korte termijn.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de eiser zijn bezwaren tegen de afwijzing van de urgentieverklaring naar voren bracht. Eiser stelde dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door bepaalde medische informatie niet mee te wegen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn woonsituatie. De rechtbank oordeelde echter dat het advies van Argonaut zorgvuldig was en dat verweerder op basis daarvan de afwijzing van de urgentieverklaring had kunnen handhaven. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van zorgvuldigheids- of motiveringsgebreken en verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van medische adviezen in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van zowel de aanvrager als de overheid in het proces van besluitvorming. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4053

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J. Mulder),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigden: mr. J.H. Biervliet en K.K. Bahora).

Procesverloop

In het besluit van 11 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring voor woonruimte afgewezen..
In het besluit van 7 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na de zitting heeft verweerder een ontbrekende pagina van het rapport van Argonaut opgestuurd. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor woonruimte in Almere, op basis van medische gronden. Op dit moment woont hij op een kamer op de zolder van een eengezinswoning. Het toilet is op de begane grond. Deze woonsituatie is volgens eiser echter niet houdbaar. Als gevolg van een ongeval in 2015, heeft hij namelijk chronische klachten waardoor hij moeilijk trappen kan lopen. Ook kan hij zijn kinderen hier niet ontvangen. Verder heeft hij te maken met geluidsoverlast en een moeizame relatie met zijn medehuurders.
Besluit verweerder
2. Verweerder heeft het verzoek om urgentie afgewezen omdat niet aan de voorwaarden voor urgentie op medische gronden wordt voldaan. [1] Verweerder heeft hierbij verwezen naar het medische advies van Argonaut. Hieruit volgt kort gezegd dat er sprake is van een langdurig medisch probleem, maar dat niet kan worden vastgesteld dat eiser dermate ernstige beperkingen heeft bij het traplopen dat er een levensontwrichtende situatie ontstaat die alleen kan worden opgelost met een zelfstandige woonruimte op zeer korte termijn. Dit advies mocht verweerder aan zijn besluit ten grondslag leggen. Eiser heeft immers geen contra-indicatie overgelegd. Daarnaast was het volgens verweerder niet nodig voor de arts om nieuwe informatie op te vragen omdat er al voldoende medische informatie beschikbaar was om de vraagstelling te beantwoorden, en eiser zelf verantwoordelijk is de juiste actuele medische stukken te overleggen. Verweerder heeft geen aanleiding gezien de hardheidsclausule toe te passen.
Standpunt eiser
3. Eiser meent dat aan hem wel een urgentie op medische gronden moet worden verleent. Volgens eiser heeft verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld door stukken die eiser op 16 juni 2021 heeft overgelegd niet mee te wegen in zijn beslissing of voor te leggen aan een artsdeskundige. Deze medische informatie bevat volgens eiser aanknopingspunten dat er wel sprake is van chronische ernstige medische klachten bij eiser. Ook is onzorgvuldig dat verweerder niet heeft willen ingaan op het verzoek van eiser op de hoorzitting om te wachten met het nemen van een besluit tot nieuwe medische informatie van een bezoek aan de orthopeed in het ziekenhuis beschikbaar was. Daarnaast beklaagt eiser zich erover dat Argonaut geen rekening heeft gehouden met het feit dat het toilet van eiser op de begane grond is, terwijl hij op de tweede verdieping woont. Verweerder had door Argonaut moeten laten toetsen of deze bijzondere omstandigheid aanleiding is om het eerder ingenomen standpunt te herzien. Tot slot betoogt eiser dat verweerder ook om andere redenen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel heeft gehandeld. Aan eiser is door de gemeente een Programma van Eisen in het kader van de WMO wonen opgesteld, waaruit blijkt dat eiser is aangewezen op een woning op de begane grond of bereikbaar met een personenlift. Het is onbegrijpelijk dat verweerder kort daarop de urgentieaanvraag afwijst, terwijl de omstandigheden onveranderd zijn.
Beoordeling van de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat Argonaut in zijn advies heeft geconcludeerd dat er geen medische contra indicatie voor traplopen kan worden vastgesteld. Uit de medische informatie volgt volgens Argonaut dat er deels sprake is van aantoonbaar letsel, maar dat een gedeelte van de klachten moeilijk objectiveerbaar is. Uit de anamnese en de medische informatie blijkt wel dat eiser door de klachten belemmeringen ervaart in het dagelijks functioneren, maar op grond van het ziektebeeld kan geen medische contra-indicatie worden vastgesteld. Ook staat in het advies dat geen sprake is van een medische eindsituatie omdat uit de medische stukken blijkt dat er mogelijkheden op het gebied van revalidatie zijn, die niet zijn doorlopen. Daarnaast wordt in de medische informatie het belang van lichamelijke beweging beschreven en behandelingen geadviseerd voor het opbouwen van de lichamelijke belastbaarheid. Verder neemt Argonaut het Plan van Eisen niet over, omdat hieruit niet blijkt door wie het is opgesteld. Tot slot staat in het advies dat er geen medische reden is waarom eiser niet op kamers zou kunnen wonen.
5. Een advies van Argonaut is aan te merken als een deskundigenadvies. Als verweerder een advies van Argonaut aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan vergewissen dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig is en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als verweerder heeft voldaan aan deze op hem rustende vergewisplicht, mag hij in beginsel uitgaan van de juistheid van het advies. Eventueel kan een belanghebbende de uitkomst van een medisch advies bestrijden door overlegging van een contra-expertise. [2]
6. De rechtbank is van oordeel dat het advies van Argonaut zorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser is op het spreekuur geweest en de informatie die eiser had is blijkens het advies erbij betrokken. De conclusie en de redenering daarnaartoe zijn ook duidelijk gegeven. Eiser heeft ook geen contra-expertise overgelegd of andere concrete aanknopingspunten voor twijfel aangevoerd en dit betekent dat verweerder mocht uitgaan van het advies. Verweerder heeft op basis hiervan dus kunnen concluderen dat er geen sprake is van medisch onhoudbare problematiek, die tot een medische urgentie zou moeten leiden.
7. Dat eiser op dit moment op de tweede verdieping woont, terwijl het toilet zich op de begane grond bevindt, maakt niet dat verweerder niet tot deze conclusie heeft kunnen komen. In het rapport van Argonaut staat deze omstandigheid onder ‘reden voor de aanvraag’ genoemd. Hieruit valt af te leiden dat Argonaut dit heeft meegenomen in zijn advies, maar dit niet tot de conclusie heeft geleid dat een levensontwrichtende situatie ontstaat bij het niet verlenen van urgentie. Dat daarbij niet is herhaald dat het toilet zich op de begane grond bevindt, maakt niet dat hieruit moet worden afgeleid dat verweerder deze omstandigheid niet heeft meegewogen.
8. De rechtbank is niet van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het medische stuk dat eiser op 16 juni 2021 naar verweerder heeft gestuurd niet kenbaar in het besluit mee te wegen. Dit medische stuk werpt namelijk geen ander licht op de zaak, en die conclusie mocht verweerder trekken zonder nogmaals om advies van een medisch deskundige te vragen. In het stuk van de huisarts staat dat eiser last heeft van chronische schouderklachten, maar deze klachten zijn in het rapport van Argonaut al meegewogen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de enkele afspraak die eiser had met een orthopeed, geen reden had hoeven zijn voor verweerder om nog geen beslissing op bezwaar te nemen. Bovendien is inmiddels gebleken dat deze afspraak niet door is gegaan.
9. De omstandigheid dat eiser volgens het Programma van Eisen gebaat is bij een gelijkvloerse woning maakt ook niet dat verweerder het verzoek om urgentie had moeten toewijzen. Bij een urgentie dient te worden beoordeeld of er een levensontwrichtende situatie ontstaat die alleen kan worden opgelost met een zelfstandige woonruimte op zeer korte termijn. Dat is een ander criterium dan bij het Programma van Eisen geldt. Dat voor eiser een Programma van Eisen is opgesteld, zegt dan ook niet direct iets over de vraag of aan hem ook een urgentie moet worden verleend.
Conclusie
10. De rechtbank concludeert dat verweerder het verzoek om urgentie heeft mogen afwijzen. Van zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken is geen sprake. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie hiervoor artikel 11, tweede lid, onder c, bijlage II, 3 onder a van de Huisvestingsverordening Almere 2019.
2.Zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 24 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:206).