ECLI:NL:RVS:2023:1805
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 februari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 13 maart 2023 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 mei 2023 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij zijn besluit. De vreemdeling had een asielwens geuit, maar er waren geen bijzondere omstandigheden die de maatregel onevenredig bezwarend maakten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de maatregel het besluit over de toegang tot het Nederlands grondgebied uitstelde en dat er geen verdere individuele beoordeling vereist was.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. A.W.M. Bijloos als voorzieningenrechter en mr. R.H.L. Dallinga als griffier optraden.