ECLI:NL:RVS:2023:1621

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
202302297/1/V1 en 202302297/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 26 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling en haar kinderen. De vreemdeling had op 1 maart 2023 aanvragen ingediend voor verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd voor haarzelf en haar dochters, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk werden verklaard. Daarnaast werd de aanvraag voor haar zoon afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, advocaat te Rotterdam, ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 april 2023 de beroepen tegen de besluiten van de staatssecretaris ongegrond had verklaard.

De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de motivering van de rechtbank werd overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent asielaanvragen en de rol van de voorzieningenrechter in het bestuursrecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 26 april 2023, door mr. C.M. Wissels, met mr. H.J. Jongeneel als griffier.

Uitspraak

202302297/1/V1 en 202302297/2/V1.
Datum uitspraak: 26 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 4 april 2023 in zaken nrs. NL23.6816 en NL23.6812 in het geding tussen:
de vreemdeling, mede voor haar minderjarige kinderen,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 1 maart 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar en haar dochters een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard en een aanvraag van de vreemdeling om haar zoon een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 4 april 2023 heeft de rechtbank de tegen die besluiten door de vreemdeling, mede voor haar minderjarige kinderen, ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, mede voor haar minderjarige kinderen en vertegenwoordigd door mr. F. Boone, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Jongeneel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023
958