ECLI:NL:RVS:2023:1610
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen bewaring en Dublinoverdracht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in bewaring is gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 februari 2023. De vreemdeling heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 maart 2023 het beroep gegrond verklaarde. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling klaagt in zijn enige grief dat er op het moment van zijn bewaring geen concreet aanknopingspunt was voor een Dublinoverdracht naar Duitsland, omdat de overdrachtstermijn al was verstreken. De Raad van State oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er op dat moment wel een aanknopingspunt was voor een Dublinoverdracht naar Slovenië. De grief van de vreemdeling faalt, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. C.M.J.B. A Campo. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 april 2023.