ECLI:NL:RVS:2023:1610

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
202301705/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen bewaring en Dublinoverdracht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in bewaring is gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 februari 2023. De vreemdeling heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 maart 2023 het beroep gegrond verklaarde. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling klaagt in zijn enige grief dat er op het moment van zijn bewaring geen concreet aanknopingspunt was voor een Dublinoverdracht naar Duitsland, omdat de overdrachtstermijn al was verstreken. De Raad van State oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er op dat moment wel een aanknopingspunt was voor een Dublinoverdracht naar Slovenië. De grief van de vreemdeling faalt, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. C.M.J.B. A Campo. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 april 2023.

Uitspraak

202301705/1/V3.
Datum uitspraak: 26 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 10 maart 2023 in zaak nr. NL23.4322 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 10 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 10 maart 2023 bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in zijn enige grief terecht dat op het moment dat hij in bewaring werd gesteld — krachtens artikel 59a van de Vw 2000 — geen concreet aanknopingspunt aanwezig was voor een Dublinoverdracht naar Duitsland, omdat evident was dat de overdrachtstermijn die op 6 februari 2017 tussen Nederland en Duitsland was gaan lopen toen al was verstreken. De klacht leidt echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft er in haar uitspraak namelijk terecht op gewezen dat uit de toelichting van de staatssecretaris op de gronden van de maatregel volgt dat er op dat moment wel een concreet aanknopingspunt was voor een Dublinoverdracht naar Slovenië. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat de maatregel van meet af aan onrechtmatig was. De grief faalt daarom.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J.B. A Campo, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. A Campo
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023
907