ECLI:NL:RVS:2023:1265

Raad van State

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
202105440/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlening van een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal in Heerlen

In deze zaak gaat het om de verlening van een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal aan Rus Tony Totally Gaming B.V. (RTTG) door de burgemeester van Heerlen. De burgemeester verleende op 4 december 2020 de vergunning, maar dit besluit werd betwist door Fair Play Centers B.V. (FPC), die ook een aanvraag had ingediend. FPC stelde dat de burgemeester ten onrechte geen ruimte had geboden voor andere gegadigden om mee te dingen naar de vergunningen, aangezien de exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen als schaarse vergunningen worden beschouwd. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van FPC ongegrond, waarna FPC in hoger beroep ging. RTTG stelde incidenteel hoger beroep in en betwistte de ontvankelijkheid van het hoger beroep van FPC.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat FPC als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de verlening van de vergunning aan RTTG invloed heeft op de mogelijkheid van FPC om een vergunning te verkrijgen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de burgemeester de vergunning aan RTTG terecht had verleend. De burgemeester had voldoende gemotiveerd dat de aanvraag voldeed aan de relevante regelgeving, waaronder de Beleidsregels exploitatievergunning speelautomatenhallen Heerlen 2020. De Afdeling concludeerde dat er geen weigeringsgronden van toepassing waren en dat de burgemeester de vergunning mocht verlenen. Zowel het incidenteel hoger beroep van RTTG als het hoger beroep van FPC werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

202105440/1/A3.
Datum uitspraak: 5 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       Fair Play Centers B.V. (hierna: FPC), gevestigd te Kerkrade,
2.       Rus Tony Totally Gaming B.V. (hierna: RTTG), gevestigd te Schin op Geul, gemeente Valkenburg aan de Geul,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna de rechtbank) van 6 juli 2021 in zaken nrs. 21/1561 en 21/1557 in het geding tussen:
FPC
en
de burgemeester van Heerlen.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2020 heeft de burgemeester aan RTTG een vergunning verleend voor de exploitatie van een speelautomatenhal op de locatie Beitel 90 in Heerlen.
Bij besluit van 30 april 2020 heeft de burgemeester het door FPC daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juli 2021 heeft de rechtbank het door FPC daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft FPC hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
RTTG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.
FPC heeft een zienswijze op het incidenteel hoger beroep gegeven.
De burgemeester heeft de aanvraag van RTTG voor de exploitatie van een speelautomatenhal, inclusief bijlagen, overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) verzocht dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Bij beslissing van 1 oktober 2021 heeft de geheimhoudingskamer van de Afdeling dit verzoek ingewilligd.
FPC en RTTG hebben toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb verleend.
De burgemeester heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2023, waar FPC, vertegenwoordigd door mr. M.I. Robichon, advocaat te Amsterdam, en mr. A.A.J. Vandenbergh, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M.A.M.A. Huppertz en mr. J.A.L. Devoi, en RTTG, vertegenwoordigd door mr. D. van Tilborg en mr. S. Elbertsen, advocaten te Breda, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
2.       FPC beschikte sinds 1992 tot 1 januari 2019 over een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal op de locatie Bautscherweg 26 in Heerlen. De burgemeester had deze vergunning verlengd tot 1 januari 2022. Hiertegen heeft onder meer RTTG rechtsmiddelen aangewend. Dit heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2924. De Afdeling heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen schaarse vergunningen zijn, omdat er voor maximaal vier speelautomatenhallen een vergunning kan worden verleend. De burgemeester is daarom gehouden om bij verlening van nieuwe vergunningen andere gegadigden de ruimte te bieden mee te dingen naar de vergunningen. Dit heeft de burgemeester ten onrechte nagelaten. De burgemeester heeft daarom de verleende exploitatievergunning niet mogen verlengen, aldus de Afdeling in genoemde uitspraak.
3.       De burgemeester heeft naar aanleiding van de hiervoor genoemde procedure in de Beleidsregels exploitatievergunning speelautomatenhallen Heerlen 2020 (hierna: de Beleidsregels) uiteengezet op welke wijze hij de verlening van nieuwe vergunningen vormgeeft. Deze Beleidsregels zijn vastgesteld op grond van artikel 5, tweede lid van de Verordening kansspelautomaten Heerlen 2017 (hierna: de Verordening). In de Beleidsregels is bepaald dat verdeling van de vergunningen plaatsvindt op basis van loting van de ontvankelijke aanvragen. Aanvragen komen in volgorde van de trekking in aanmerking voor een inhoudelijke toets, en bij een positieve uitkomst van deze toets voor vergunningverlening. Aanvragen die resteren nadat het maximum aantal vergunningen is bereikt, worden afgewezen.
4.       Op 10 februari 2020 heeft de burgemeester bekendgemaakt dat gegadigden vanaf 14 april 2020 tot en met 8 juni 2020 een aanvraag kunnen indienen voor een exploitatievergunning. Zowel FPC als RTTG hebben tijdig een ontvankelijke aanvraag ingediend. In totaal zijn er 37 ontvankelijke aanvragen ingediend. Op 9 juli 2020 heeft de loting plaatsgevonden.
De aanvraag van RTTG werd als achtste getrokken. Vier aanvragen die eerder werden getrokken in de loting, en dus hoger in de rangorde stonden, hadden echter betrekking op locaties waarvoor al een vergunning was verleend en kwamen niet meer voor verlening in aanmerking. Daardoor is de aanvraag van RTTG inhoudelijk beoordeeld. Deze beoordeling heeft geleid tot verlening van de exploitatievergunning in het besluit van 4 december 2020. Deze vergunning was de vierde, en dus laatste, vergunning die is verleend.
De aanvraag van FPC werd als zesentwintigste getrokken. Doordat de daartussen getrokken aanvragen, op één na, betrekking hadden op een locatie waarvoor al een vergunning is verleend, eindigde FPC als zesde in de rangorde.
5.       FPC heeft rechtsmiddelen aangewend tegen zowel de verlening van de vergunning aan RTTG als tegen de afwijzing van haar eigen vergunningaanvraag. In deze uitspraak wordt de verlening van de vergunning aan RTTG beoordeeld. In de uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2023:1266, wordt de afwijzing van haar eigen vergunningaanvraag beoordeeld.
Uitspraak van de rechtbank
Ontvankelijkheid
6.       De rechtbank heeft allereerst geoordeeld dat FPC als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het besluit om aan RTTG een exploitatievergunning te verlenen. Als in een procedure van FPC tegen de weigering om aan haar een vergunning te verlenen zou komen vast te staan dat de vergunning aan RTTG onrechtmatig is geweest, kunnen problemen met de rechtszekerheid en de formele rechtskracht daarvan ontstaan. Er zijn maximaal vier vergunningen te verdelen en in die context is het niet mogelijk om RTTG de haar reeds verleende vergunning te laten behouden en tegelijkertijd FPC in aanmerking te laten komen voor een vergunning. De verwijzing van RTTG naar de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1597, gaat niet op, omdat daar een andere verdelingssystematiek aan de orde was.
Inhoudelijk
7.       FPC heeft betoogd dat de burgemeester nog bepaalde stukken moet overleggen, zoals onder meer de aanvraag van FPC. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvraag van FPC niet noodzakelijk is voor de beoordeling van het besluit tot inwilliging van de aanvraag van RTTG. Wat betreft de andere door FPC genoemde stukken heeft de burgemeester verklaard dat deze niet zijn aangetroffen. Dit heeft de rechtbank niet ongeloofwaardig gevonden en FPC heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
De burgemeester heeft de aanvraag van RTTG onder geheimhouding overgelegd. De rechter van de geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft bij uitspraak van 1 juli 2021 beslist dat geheimhouding van de gehele aanvraag gerechtvaardigd is. FPC kan zich hier niet in vinden. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om iets anders van de geheime stukken te vinden dan de rechter van de geheimhoudingskamer daarvan vond in de uitspraak van 1 juli 2021.
De rechtbank heeft inhoudelijk geoordeeld dat zich geen weigeringsgrond voor vergunningverlening voordoet en dat de burgemeester de vergunning daarom heeft mogen verlenen.
Hoger beroep van RTTG
8.       Het incidenteel hoger beroep van RTTG is het meest verstrekkend. RTTG voert daarin namelijk aan dat het hoger beroep van FPC niet-ontvankelijk is en dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Daarom zal dit als eerste worden beoordeeld.
Belanghebbendheid
9.       De Afdeling volgt het oordeel van de rechtbank dat FPC belanghebbende is. FPC is werkzaam in hetzelfde marktsegment en hetzelfde verzorgingsgebied als RTTG. Als concurrent van degene op wie het bestreden inwilligende besluit betrekking heeft, is FPC belanghebbende. Op dit punt verschilt deze zaak van de situaties waarover de Afdeling oordeelde in de uitspraak van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2258, en van de hiervoor genoemde uitspraak van 8 juli 2020.
Bovendien staat het plafond eraan in de weg dat meer dan vier vergunningen worden verleend. Als de vergunning van RTTG in stand blijft, is er binnen de huidige regelgeving geen ruimte om aan FPC een vergunning te verlenen. Dit is anders dan in de situatie in de uitspraak van 15 juli 2015. Dat RTTG langer in onzekerheid verkeert doordat haar vergunning niet onherroepelijk wordt, is een gevolg dat niet valt te voorkomen.
Het betoog slaagt niet.
Procesbelang
10.     RTTG heeft haar grond dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat FPC procesbelang heeft op de zitting ingetrokken. De Afdeling ziet geen aanleiding om geen procesbelang aan te nemen. Het procesbelang zal daarom niet worden besproken.
Conclusie
11.     Het incidenteel hoger beroep van RTTG is ongegrond.
Hoger beroep van FPC
Op de zaak betrekking hebbende stukken
12.     FPC betoogt dat de rechtbank ten onrechte bepaalde documenten niet als op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb heeft aangemerkt.
12.1.  Ingevolge artikel 8:42, eerste lid, van de Awb moet het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter zenden. De burgemeester heeft in hoger beroep nog een aantal stukken overgelegd, die hij niet in beroep had overgelegd. Hij heeft op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat hij deze stukken pas na de zitting bij de rechtbank heeft aangetroffen. Hoewel is gebleken dat zijn mededeling op de zitting bij de rechtbank dat er niet meer stukken waren onjuist was, stelt hij dat er echt niet meer is dan wat er nu is overgelegd.
12.2.  De Afdeling stelt vast dat de burgemeester de aanvraag van RTTG, documenten waaruit blijkt dat de aanvraag positief is beoordeeld op de punten van artikel 4 van de Verordening en artikelen 6, 7 en 8 van de Beleidsregels, een document met een korte beschrijving van de ruimtelijke afwegingen van de ingelote aanvragen, een advies over de aspecten openbare orde en veiligheid en een Bibob-advies heeft overgelegd. De burgemeester stelt gemotiveerd dat er niet meer of uitgebreidere op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. De Afdeling acht deze verklaring niet ongeloofwaardig. In het besluit tot verlening van de vergunning is niet verwezen naar bepaalde stukken. Het enkele tijdsverloop is niet voldoende om aannemelijk te maken dat er toch meer documenten moeten zijn. FPC heeft ter onderbouwing van de door haar betrokken haar stelling dat er telefonisch contact tussen de gemeente en RTTG moet zijn geweest, gewezen op wat is gezegd op de hoorzitting. In het verslag van de hoorzitting staat dat de directeur van RTTG heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd om met een bepaalde stichting samen te werken, maar dat dit niet mogelijk was. Dat er contact is geweest tussen RTTG en de burgemeester valt daar niet uit af te leiden.
Het betoog slaagt niet.
Toepassing artikel 8:29 Awb
13.     De burgemeester heeft de aanvraag van RTTG overgelegd met een verzoek om toepassing van geheimhouding. Zowel de geheimhoudingskamer van de rechtbank als die van de Afdeling hebben dat verzoek ingewilligd. FPC betwist dat integrale geheimhouding gerechtvaardigd is.
13.1.  Beslissingen op een verzoek om beperkte kennisneming worden genomen door de geheimhoudingskamer van de rechtbank, respectievelijk de Afdeling. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 6 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3714), is een onjuiste toepassing van artikel 8:29 van de Awb door de rechtbank in het algemeen geen grond voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. In het geval dat die onjuiste toepassing dusdanige gevolgen heeft gehad voor de aangevallen uitspraak dat zich een onaanvaardbaar verlies van instantie zou voordoen, is vernietiging van de uitspraak en terugwijzing van de zaak aangewezen. Nog daargelaten of de toepassing van artikel 8:29 van de Awb door de rechtbank onjuist was, doen zulke gevolgen zich in deze zaak niet voor. Bij dit oordeel heeft de Afdeling meegewogen dat de burgemeester in hoger beroep de aanvraag en bijlagen slechts gedeeltelijk vertrouwelijk heeft overgelegd. FPC heeft van delen van de stukken in hoger beroep kennis kunnen nemen. De geheimhoudingskamer van de Afdeling heeft geheimhouding van delen van de aanvraag inclusief bijlagen gerechtvaardigd geacht. De bezwaren van FPC zijn onvoldoende om te twijfelen aan de beslissing van de geheimhoudingskamer van de Afdeling. Dat RTTG zelf een document online heeft gezet waarin zij haar verslavingspreventiebeleid uiteenzet, maakt dat niet anders, alleen al omdat, zoals RTTG op de zitting heeft verklaard, dit document geen volledig identieke inhoud heeft als het verslavingspreventiebeleid dat bij de aanvraag is overgelegd.
Het betoog slaagt niet.
Voldoet de aanvraag van RTTG?
- toetsing
14.     FPC betoogt dat de rechtbank ten onrechte terughoudend heeft getoetst of er een weigeringsgrond van toepassing is. In artikel 8, eerste lid, van de Verordening is bepaald dat de burgemeester de vergunning moet weigeren in bepaalde gevallen. Van beoordelingsruimte is geen sprake. Ook omdat het om een schaarse vergunning gaat moet indringend worden getoetst, aldus FPC.
14.1.  Anders dan FPC betoogt, biedt artikel 8, eerste lid, meer specifiek onder h, van de Verordening de burgemeester beoordelingsruimte. Hij moet op grond van deze bepaling immers beoordelen of de openbare orde, veiligheid of woon- en leefklimaat op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van de speelautomatenhal. Ook het tweede lid van artikel 8 biedt de burgemeester beoordelingsruimte. In artikel 8, tweede lid, onder a, van de Verordening is bepaald dat de burgemeester de vergunning kan weigeren indien naar zijn oordeel de plannen als bedoeld in artikel 4, onder k, l of m, van de Verordening onvoldoende bijdragen aan de in dat artikel omschreven doelstelling.
De bestuursrechter gaat bij de toetsing van het standpunt van de burgemeester dat voldaan is aan deze bepalingen in op de vraag of de manier waarop de burgemeester van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt, in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of de burgemeester redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. De rechtbank heeft dus op juiste wijze getoetst. Dat het hier gaat om een schaarse vergunning, maakt niet dat op een meer indringende wijze moet worden getoetst.
- voorkomen van gokverslaving
14.2.  FPC betoogt dat het plan van RTTG onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in artikel 4, onder k, l en m, van de Verordening. Sub k heeft betrekking op het voorkomen van gokverslaving. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in artikel 6 van de Beleidsregels. Daarin staat onder meer dat in het plan moet staan met welke verslavingszorginstelling wordt samengewerkt. RTTG werkt op het gebied van verslavingszorg samen met het Centrum voor Verantwoord Spelen (hierna: CVS). Het CVS kwalificeert echter volgens FPC niet als verslavingszorginstelling. Er ontbreekt een aantoonbare samenwerking met een verslavingszorginstelling. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste als genoemd in de Beleidsregels. Dit heeft de rechtbank miskend, aldus FPC.
14.3.  In artikel 6, aanhef en derde lid, onder e, van de Beleidsregels is bepaald dat ‘de bijdragen’ op het gebied van de doelstelling ‘voorkomen van gokverslaving’ een weergave dienen te bevatten waaruit blijkt dat een verslavingspreventieplan is vastgesteld met daarin opgenomen de gegevens van de verslavingszorginstellingen waarmee de speelautomatenhal samenwerkt, de samenwerkingsovereenkomst en de afspraken omtrent jaarlijkse evaluatie van de samenwerking. De formulering van deze bepaling - in samenhang met artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening, ingevolge welke bepaling een plan in voldoende mate moet bijdragen aan de doelstelling - biedt de burgemeester enige ruimte voor invulling.
14.4.  RTTG heeft in haar aanvraag vermeld dat zij samenwerkt met CVS en, als een vergunning verleend zal worden, een samenwerkingsovereenkomst zal worden aangegaan met een bij naam genoemde verslavingszorginstelling in de regio. De burgemeester heeft op de zitting toegelicht dat de aanvraag hiermee voldoet aan artikel 6, aanhef en derde lid, onder e, van de Beleidsregels. RTTG exploiteerde, anders dan de andere aanvragers, nog geen speelautomatenhal in de regio. Van haar hoefde niet verlangd te worden dat zij, nog voordat zij zekerheid had over het verkrijgen van een vergunning, een overeenkomst zou aangaan met de genoemde verslavingszorginstelling. Uit de aanvraag bleek dat die intentie er was. Daarmee is de weergave voldoende gedetailleerd, aldus de burgemeester.
14.5.  De burgemeester heeft aldus voldoende gemotiveerd dat de aanvraag van RTTG voldoet aan artikel 6 van de Beleidsregels. Daarbij is van belang dat RTTG als nieuwkomer op de markt in haar aanvraag de serieuze intentie heeft vermeld dat na verkrijging van de vergunning een overeenkomst met een verslavingszorginstelling zal worden gesloten. Dat daadwerkelijk een overeenkomst wordt aangegaan, is verder gewaarborgd door middel van artikel 7, vijfde lid, van de Verordening. Daarin is bepaald dat aan de vergunning het voorschrift wordt verbonden dat de vergunninghouder een convenant dient te ondertekenen met de gemeente en een instelling, die zich richt op het bestrijden van gokverslaving. Dit voorschrift is ook daadwerkelijk aan de vergunning verbonden, met daarbij de toevoeging dat het sluiten van het convenant met de gemeente en genoemde instelling voorafgaand aan de start van de exploitatie dient te gebeuren.
- veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole
14.6.  FPC betoogt verder dat het plan van RTTG onvoldoende bijdraagt aan de doelstelling genoemd in artikel 4, onder l, van de Verordening, dat ziet op de openbare ordeveiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en de wijze waarop toegangscontrole plaatsvindt. Deze doelstelling is uitgewerkt in artikel 7 van de Beleidsregels. FPC voert aan dat de drie pagina’s die RTTG aan deze doelstelling heeft besteed in haar aanvraag onvoldoende zijn om op deugdelijke wijze uiteen te kunnen zetten op welke wijze zij een passende mate van de bescherming zal waarborgen. Het toezicht op de veiligheid van de inrichting is daarmee niet gewaarborgd en er is geen op de inrichting toegesneden toegangsbeleid geformuleerd. Het plan in de aanvraag voldoet niet aan artikel 4, onder l, van de Verordening, aldus FPC.
14.7.  De Afdeling stelt vast dat in de aanvraag op alle punten als genoemd in artikel 7 van de Beleidsregels is ingegaan. De burgemeester heeft het team handhaving, team sociale veiligheid en buurtregie en de politie gevraagd advies uit te brengen over het aspect openbare orde en veiligheid. Dit advies van 30 oktober 2020 is positief. Dat het aantal pagina’s in de aanvraag waarin wordt ingegaan op dit onderwerp beperkt is, is onvoldoende voor de conclusie dat de burgemeester zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat is voldaan aan artikel 7 van de Beleidsregels.
- passendheid binnen de omgeving
14.8.  FPC betoogt ten slotte dat het plan van RTTG onvoldoende bijdraagt aan de doelstelling genoemd in artikel 4, onder m, van de Verordening, dat betrekking heeft op de passendheid binnen de omgeving. Deze doelstelling is uitgewerkt in artikel 8 van de Beleidsregels. De aanvraag van RTTG is op dit punt zeer summier. Gezien de beperkte documentatie heeft RTTG niet genoegzaam aangetoond dat aan de eisen is voldaan, aldus FPC.
14.9.  De Afdeling stelt vast dat in de aanvraag op alle punten als genoemd in artikel 8 van de Beleidsregels is ingegaan. De burgemeester heeft verder beoordeeld of er voldoende parkeerruimte aanwezig is, of er een goede ontsluiting is en of de situatie geen overlast oplevert. Dat is naar het oordeel van de burgemeester het geval. Ook hierbij geldt dat het wijzen op het beperkte aantal pagina’s van de aanvraag dat ingaat op dit onderwerp onvoldoende is voor de conclusie dat de burgemeester zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat is voldaan aan artikel 8 van de Beleidsregels.
- conclusie
14.10. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan van RTTG voldoende bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in artikel 4, onder k, l en m van de Verordening en er dus in het geval van RTTG geen sprake is van de weigeringsgrond van artikel 8, tweede lid, onder a, van de Verordening.
14.11. De burgemeester heeft eveneens mogen oordelen dat geen sprake is van de weigeringsgrond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder h, van de Verordening. Deze weigeringsgrond is namelijk inhoudelijk vrijwel gelijk aan de weigeringsgrond van artikel 4, onder l, van de Verordening.
Hetzelfde geldt voor de weigeringsgrond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder i, van de Verordening. FPC heeft niet gemotiveerd waarom met de verlening van de vergunning niet zou zijn voldaan aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, van de Wet op de kansspelen gestelde eisen.
14.12. De burgemeester mocht de vergunning verlenen aan RTTG. Het betoog van FPC slaagt niet.
14.13. Het hoger beroep van FPC is ongegrond.
Slotsom
15.     Zowel het incidenteel hoger beroep van RTTG als het hoger beroep van FPC zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
16.     De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. H.J.M. Baldinger en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Greben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023
BIJLAGE
Wet op de kansspelen
Artikel 30d
[…].
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag, waaraan de aanvrager van de vergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder a en b, en de bedrijfsleiders en beheerders van deze inrichtingen, dienen te voldoen;
b. de eis dat de bedrijfsleiders en beheerder van de in artikel 30c, eerste lid, onder a en b, bedoelde inrichtingen dienen te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van kansspelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van kansspelverslaving;
c. het in het eerste lid gestelde voorschrift over het beleid ter voorkoming van kansspelverslaving.
Verordening kansspelautomaten Heerlen 2017
Artikel 3
[…].
2. De burgemeester kan vergunning verlenen voor maximaal vier speelautomatenhallen, met dien verstande dat maximaal twee speelautomatenhallen zijn toegestaan in het gebied dat begrensd wordt door […].
[…].
Artikel 4
De aanvrager dient een ondertekende aanvraag in onder overlegging van:
[…];
g. een bewijsstuk waaruit blijkt dat de beheerder(s) en bedrijfsleiders(s) beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van gokverslaving;
[…];
k. een plan waarin wordt beschreven welke maatregelen de aanvragerneemt ter preventie en bestrijding van gokverslaving en de wijze waarop hij de gedrags- en reclamecode voor kansspelen naleeft;
l. een plan waarin wordt beschreven welke maatregelen de exploitant neemt ter bescherming van de openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat en de gezondheid waaronder de wijze waarop toegangscontrole plaatsvindt;
m. een plan waarin wordt beschreven op welke wijze de speelautomatenhal past binnen de omgeving.
Artikel 7
[…].
5. Aan de vergunning wordt het voorschrift verbonden, dat de vergunninghouder een convenant dient te ondertekenen met de gemeente en een instelling, die zich richt op het bestrijden van gokverslaving.
[…].
Artikel 8
1. De burgemeester weigert de vergunning, indien:
[…];
h. de openbare orde, veiligheid of woon- en leefklimaat anderszins op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van de speelautomatenhal;
i. niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 30d, vierde lid van de wet gestelde eisen.
2. De burgemeester kan de vergunning weigeren indien:
a. naar het oordeel van de burgemeester de plannen als bedoeld in artikel 4 sub k, l of m onvoldoende bijdragen aan de in dat artikel omschreven doelstelling;
[…].
Beleidsregels exploitatievergunning speelautomatenhallen Heerlen 2020
Artikel 6 Het voorkomen van gokverslaving
De bijdragen op het gebied van de doelstelling "voorkomen van gokverslaving" (artikel 4 sub k van de Verordening) dienen een weergave te bevatten waaruit blijkt dat:
1. de aanvrager maatregelen en voorzieningen treft gericht op het voorkomen van verslaving aan de door hem georganiseerde spelen;
2. de aanvrager een beleid heeft ter voorkoming van kansspelverslaving;
3. een verslavingspreventie- en bestrijdingsplan is vastgesteld met daarin opgenomen:
a. het opleidingsbeleid alsmede het opleidingsinstituut dat de trainingen verzorgt;
b. het voorkomen van deelname aan kansspelen door minderjarigen;
c. het voorkomen van deelname aan kansspelen door andere   kwetsbare groepen;
d. het verstrekken van algemene informatie over kansspelverslaving die op/vanuit de speelautomatenhal beschikbaar wordt gesteld aan spelers;
e. de gegevens van de verslavingszorginstellingen waarmee de speelautomatenhal samenwerkt, de samenwerkingsovereenkomst en afspraken omtrent jaarlijkse evaluatie van de samenwerking;
f. de indicatoren die de speelautomatenhal hanteert om (dreiging van) onwetmatige deelname te voorkomen;
g. het voorkomen van (dreiging van) onrechtmatige deelname en de registratie daarvan;
h. dat medewerkers spelers moeten voorstellen en aansporen om zich te laten behandelen voor kansspelverslaving en/of (tijdelijk) uit te sluiten van deelname aan kansspelen ingeval van signalen van dreigende of ingetreden kansspelverslaving;
i. het volledige beleid en werkproces omtrent uitsluiting dat is vastgelegd in concrete maatregelen en procedures (implementatie van het beleid in de bedrijfsvoering).
4. de aanvrager geen wervings- en reclameactiviteiten ontplooit die gericht zijn op personen onder de 24 jaar of andere kwetsbare groepen;
5. de aanvrager voldoet aan artikel 4 van de Regeling Werving, Reclame en Verslavingspreventie Kansspelen.
Artikel 7 Bescherming van de openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole
1. De bijdragen op het gebied van de doelstelling "bescherming openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, gezondheid en toegangscontrole" (artikel 4 sub l van de verordening) dienen een weergave te bevatten waaruit blijkt:
a. dat toezicht op de veiligheid in de inrichting wordt gewaarborgd, door:
i. intern cameratoezicht; en
ii. toegangscontrole bij elke publieksingang door daartoe gekwalificeerde personen namens de exploitant;
b. dat de toegangscontrole zodanig is ingericht dat:
i. geen toegang kan worden verkregen zonder dat de controle is gepasseerd en daadwerkelijk een controle zoals bedoeld onder artikel 7, eerste lid onder c is uitgevoerd, en
ii. binnen het gebouw van de speelautomatenhal tussen de openbare ruimte en de toegangscontrole een opstelplaats      aanwezig is waar minimaal 10 wachtenden zich kunnen opstellen
c. dat toegangsbeleid gehanteerd wordt, daaronder begrepen:
i. de legitimatieplicht;
ii. controle op de minimale leeftijd van 18 jaar;
iii. de controle op toegangsverboden / personen die zijn vermeld op de lijst "vrijwillige toegangsontzegging";
iv. de registratie en monitoring van de bezoekfrequentie per individuele bezoeker;
v. de wijze waarop met andere speelautomatenhallen binnen de gemeente Heerlen contact wordt onderhouden over toegangsverboden, pogingen tot bezoek van personen die zijn vermeld op de lijst "vrijwillige toegangsontzegging" en de bezoekfrequentie per individuele bezoeker
d. dat toegangsbeleid aan de bezoekers gecommuniceerd wordt;
e. dat er huisregels zijn, dat deze worden gecommuniceerd en dat     naleving wordt gegarandeerd;
f. dat een personeelsinstructie met betrekking tot incidenten en calamiteiten is ingericht;
g. dat er een bedrijfshulpverleningsplan is;
h. dat sanctiebeleid ten aanzien van misdragingen van bezoekers wordt gehanteerd en dat dit sanctiebeleid kenbaar wordt gemaakt aan bezoekers;
i. dat contact met hulpverleningsdiensten is gegarandeerd, zowel voor incidentsituaties als buiten incidentsituaties;
j. dat toezicht op en het verwijderen van zwerfafval in de directe omgeving van de inrichting wordt uitgevoerd.
Artikel 8 Passendheid binnen de omgeving
1. De bijdragen op het gebied van de doelstelling "passen binnen de omgeving" (artikel 4 sub m van de verordening) dienen een weergave te bevatten waaruit blijkt dat:
a. is voorzien in een wijze waarop klachten uit de directe omgeving   van de inrichting worden behandeld en op welke wijze het contact     met melders van klachten plaatsvindt;
b. is voorzien in een vaste contactpersoon die namens de speelautomatenhal naar de directe omgeving en hulpdiensten optreedt en als zodanig kenbaar is.
c. De ligging en inrichting is zodanig dat er geen overlast ontstaat door bezoekers nabij de ingang.