ECLI:NL:RVS:2023:1179

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
202300668/1/V3 en 202300668/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 december 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag had op 24 januari 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling in zijn tweede grief terecht aanvoert dat de rechtbank niet is ingegaan op het betoog dat nieuw beleid in Cyprus de intrekking van verblijfsvergunningen voor statushouders kan inhouden bij langdurig verblijf in het buitenland. Echter, deze grief slaagt niet, omdat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn status daadwerkelijk is ingetrokken en dat hij geen aanvraag kan indienen om zijn status te herstellen.

Het hoger beroep leidt verder niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank, wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202300668/1/V3 en 202300668/2/V3.
Datum uitspraak: 27 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 24 januari 2023 in zaak nr. NL22.24635 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 januari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       In zijn tweede grief voert de vreemdeling terecht aan dat de rechtbank in de uitspraak niet is ingegaan op het ter zitting naar voren gebrachte betoog dat op grond van nieuw beleid in Cyprus de verblijfsvergunning van statushouders kan worden ingetrokken bij een (langdurig) verblijf in het buitenland. De grief slaagt echter niet. Gelet op wat de vreemdeling naar voren heeft gebracht, heeft hij namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zijn status is ingetrokken en dat hij geen aanvraag kan indienen om die status hersteld te krijgen.
2.       Het hoger beroep leidt ook voor het overige niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift verder geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd met verbetering van gronden. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J.B. A Campo, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. A Campo
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2023
907