ECLI:NL:RVS:2023:1088

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
202105986/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, die op 20 augustus 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 juli 2018 was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 28 februari 2020, heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft echter niet ingegaan op de beroepsgrond van de vreemdeling over het horen in bezwaar, wat in strijd is met de hoorplicht van de staatssecretaris. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de vreemdeling in de gelegenheid had moeten stellen om gehoord te worden over zijn aanvraag. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor de grief van de vreemdeling slaagt. Het hoger beroep is gegrond, de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het besluit van 28 februari 2020 wordt ook vernietigd. De staatssecretaris moet een nieuw besluit nemen en de proceskosten vergoeden, met een totaalbedrag van € 2.511,00 voor rechtsbijstand.

Uitspraak

202105986/1/V1.
Datum uitspraak: 20 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 20 augustus 2021 in zaak nr. 20/1676 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juli 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 28 februari 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 augustus 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de vijfde grief klaagt de vreemdeling terecht dat de rechtbank niet is ingegaan op de beroepsgrond over het horen in bezwaar. Zoals de Afdeling heeft overwogen bij uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, onder 5 tot en met 5.2, is het uitgangspunt dat de staatssecretaris een vreemdeling hoort in bezwaar en moet hij terughoudend omgaan met uitzonderingen op zijn hoorplicht. Gelet op alles wat de vreemdeling in bezwaar heeft aangevoerd, bezien vanuit de onder 5.2 van die uitspraak genoemde gezichtspunten, kon de staatssecretaris in dit geval redelijkerwijs niet tot het oordeel komen dat het bezwaar ongegrond was zonder de vreemdeling in de gelegenheid te stellen gehoord te worden over zijn aanvraag. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder aanvoert te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 28 februari 2020 wordt vernietigd. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen op het door de vreemdeling gemaakte bezwaar en hem daarvoor moeten horen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. Omdat de griffier geen griffierecht heeft geheven, hoeft de staatssecretaris dat niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 20 augustus 2021 in zaak nr. 20/1676;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 28 februari 2020, V-[…];
V.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Keizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2023
716-1028