16.1.De keuze van de raad om de ontwikkeling van de Snellerpoort "op te knippen" in twee afzonderlijke bestemmingsplannen wordt toegelicht in de plantoelichting. Daarin staat dat voor de beoogde ontwikkeling van Snellerpoort twee bestemmingsplannen in procedure zijn gebracht: het voorliggende bestemmingsplan voor de uitbreiding van het winkelcentrum Snel en Polanen met een supermarkt en 100 appartementen en een bestemmingsplan voor het woongebied dat voorziet in 800 woningen. Er is gekozen voor twee bestemmingsplannen, omdat er voor de uitbreiding van het winkelcentrum al een concreet bouwvoornemen en ontwikkelende partij is, terwijl het woongebied gefaseerd wordt uitgegeven aan de hand van aanvullende stedenbouwkundige kaders in de vorm van nog op te stellen kavelkompassen. Hierdoor is het gewenst om twee bestemmingsplannen op te stellen, zodat een eventuele vertraging in de planvorming bij het ene gebied niet de ontwikkeling van het andere gebied in de weg hoeft te zitten, aldus de plantoelichting.
In de plantoelichting staat verder dat met de realisatie van maximaal 900 woningen in het woongebied Snellerpoort het winkelcentrum een verzorgingsgebied van ruim 10.000 inwoners heeft. Hieruit volgt naar het oordeel van de Afdeling dat de behoefte aan de supermarkt niet uitsluitend is ingegeven door de bouw van de 100 woningen in het plangebied en de 800 woningen in het plangebied van het bij besluit van eveneens 1 juni 2021 vastgestelde bestemmingsplan "Snellerpoort Woerden (woongebied)". [appellant sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat er geen behoefte zou bestaan aan de supermarkt als de 800 (extra) woningen in Snellerpoort niet kunnen worden gerealiseerd. Het betoog slaagt niet.
17. [ appellant sub 1] en anderen hebben gesteld dat in het ambitiedocument de hogere woontoren was voorzien op een andere locatie, op een aanmerkelijk grotere afstand van hun woningen dan nu het geval is.
De raad heeft toegelicht dat in het ambitiedocument werd uitgegaan van een appartementengebouw van 12 tot 15 verdiepingen (45 m) aan de westzijde van de centrale openbare ruimte/centrale buurtpark. Dat is een locatie op een afstand van ongeveer 400 m ten westen van het appartementengebouw van [appellant sub 1] en anderen. Volgens de raad is in het daarna op 1 oktober 2019 vastgestelde "Stedenbouwkundig Plan Snellerpoort Woerden" de positionering van het hoogteaccent nader beschouwd en verplaatst naar de oostzijde van de centrale openbare ruimte (centrale buurtpark). De achtergrond daarvan is dat het appartementengebouw aan de grootste openbare ruimte wordt geplaatst, namelijk aan het centrale buurtpark en de promenade. Ook is het in stedenbouwkundig opzicht van belang dat het gebouw in het verlengde van belangrijke zichtlijnen staat, in dit geval de zichtlijnen vanaf de promenade en de zuid-noord gerichte watergang langs de Terschellingkade. De positionering van het hoogteaccent boven de voorgenomen uitbreiding van het winkelcentrum (dus aan de oostzijde van het centrale buurtpark) voldoet volgens de raad beter aan de gewenste stedenbouwkundige opzet.
De Afdeling is van oordeel dat de raad voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom gekozen is voor een andere locatie voor de woontoren dan waarvan werd uitgegaan in het ambitiedocument. Het betoog slaagt niet.
18. [ appellant sub 2] en anderen betogen dat de noodzakelijke verlegging van de Steinhagenseweg negatieve gevolgen zal hebben voor de exploitatiemogelijkheden van hun gebouw, vanwege de verminderde zichtbaarheid. De raad heeft toegelicht dat vanwege de wijziging van de wegsituatie in de omgeving het pand van [appellant sub 2] en anderen mogelijk minder zichtbaar zal zijn vanaf de openbare weg. Daar staat volgens de raad tegenover dat de realisatie van de parkeergarage, supermarkt en de appartementen zal leiden tot een toename van het aantal bezoekers van het gebied. Per saldo valt niet de verwachten dat het plan noemenswaardige (nadelige) gevolgen zal hebben voor de exploitatiemogelijkheden van het pand van [appellant sub 2] en anderen vanwege de wijziging van de Steinhagenseweg. Dit standpunt van de raad is naar het oordeel van de Afdeling niet onredelijk. Het betoog slaagt niet.
19. Over de vrees van [appellant sub 1] en anderen voor (geluids-)overlast vanwege het bevoorraden van de supermarkt, overweegt de Afdeling dat in artikel 3.2.3, aanhef en onder g, van de planregels is vastgelegd dat
de laad- en losvoorzieningen behorend bij de supermarkt uitsluitend inpandig mogen worden gerealiseerd. De vrees van [appellant sub 1] en anderen is gelet hierop ongegrond. Het betoog slaagt niet.
20. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene ontwikkeling niet leidt tot een aantasting van het Groene Hart, aangezien het hier om een binnenstedelijke locatie gaat. Het hierop betrekking hebbende betoog slaagt niet.
21. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het gebouw van [appellant sub 2] en anderen betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog slaagt niet.
22. Over het betoog van [appellant sub 2] en anderen dat de raad ten onrechte geen planschaderisicoanalyse heeft gemaakt, overweegt de Afdeling dat er geen wettelijke verplichting daartoe bestaat. Voor de eventuele tegemoetkoming in planschade bestaat een afzonderlijke procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden. De Afdeling wijst op de mogelijkheid om op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een verzoek om een tegemoetkoming in planschade in te dienen. Het staat [appellant sub 2] en anderen vrij om daarop een beroep te doen. [appellant sub 2] en anderen hebben niet gesteld dat de gemeente niet in staat zal zijn de eventuele planschade te vergoeden. Het betoog slaagt niet.
23. Wat betreft de vrees van [appellant sub 1] en anderen voor overlast van "hangjongeren", overweegt de Afdeling dat dit in beginsel een kwestie van handhaving van de openbare orde betreft, die in deze procedure niet aan de orde kan komen.
24. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling een tussenuitspraak doen en de raad opdragen om alsnog binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak de geconstateerde gebreken in het besluit van 1 juni 2021 te herstellen.
De raad moet met inachtneming van wat in 12.7 is overwogen, nader onderzoek doen naar het windklimaat in de omgeving van het zuidwestelijke "woonblok" en aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek nader onderbouwen of sprake zal zijn van een aanvaardbaar windklimaat ter plaatse, gelet op de functie van dat gebied en al dan niet na het toepassen van concrete maatregelen ter beperking van de windhinder. De raad zal het plan, nu artikel 3.2.5, onder aanhef en onder e, in 12.7 in strijd met de rechtszekherheid is geoordeeld, in ieder geval dienen te wijzigen.
De raad moet de Afdeling en andere partijen de uitkomst meedelen en een nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen. Bij de voorbereiding van het nieuwe besluit hoeft afdeling 3.4 van de Awb niet opnieuw te worden toegepast.
25. De Afdeling ziet aanleiding een voorlopige voorziening te treffen om onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen.
26. Over de vergoeding van de proceskosten zal worden geoordeeld in de einduitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. draagt de raad van de gemeente Woerden op om:
- binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat onder 24 is overwogen, het daar omschreven gebrek in het besluit van 1 juni 2021 te herstellen, en
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mee te delen en het nieuwe besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 1 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding winkelcentrum Snel en Polanen".
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.
w.g. Milosavljević
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2022