ECLI:NL:RVS:2023:102
Raad van State
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in vreemdelingenzaak
Op 12 januari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een vreemdeling die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 24 maart 2022. In deze eerdere uitspraak werd het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat tegen een uitspraak waarbij de Afdeling de zaak zonder zitting heeft afgedaan en waarop de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) van toepassing is, geen verzet openstaat. Dit is geregeld in artikel 83c, eerste lid, van de Vw 2000. Gezien deze wettelijke bepaling heeft de Afdeling geconcludeerd dat zij onbevoegd is om van het verzet kennis te nemen. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 januari 2023, waarbij mr. J.J.W.P. van Gastel als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet in vreemdelingenzaken en de beperkte mogelijkheden voor verzet in dergelijke procedures.