ECLI:NL:RVS:2022:913
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning
Op 12 januari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 8 februari 2022 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, met de bepaling dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 maart 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep onder meer ging over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling was beantwoord, en dat er geen reden was om hierover in dit geval anders te oordelen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in tegenwoordigheid van griffier mr. S. Bechinka, en is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2022.