ECLI:NL:RVS:2022:87
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 13 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van drie vreemdelingen tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 11 oktober 2021 besloten om de aanvragen niet-ontvankelijk te verklaren. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.J. de Boer, hebben hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen. De rechtbank heeft op 17 november 2021 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep hebben ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Bovendien is het hoger beroep gebaseerd op een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 januari 2022.