201104011/1/R3.
Datum uitspraak: 5 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bilthoven, gemeente de Bilt,
de raad van de gemeente de Bilt,
verweerder.
Bij besluit van 27 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Melkweg e.o. 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] per faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 5 april 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. D.S. Groenveld, advocaat te Naarden, en de raad, vertegenwoordigd door J. Neyssen, D. van der Belt en E. Stoop, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in een herontwikkeling van de Melkweg en omstreken te Bilthoven. Het plan maakt de realisatie van ongeveer 230 woningen en een Cultureel Educatief Centrum mogelijk.
2.2. Ter zitting zijn de in het beroepschrift verwoorde beroepsgronden met betrekking tot het mogelijk ontbreken van een provinciale subsidie ten behoeve van de parkeerkelder en het ontbreken van een vermelding van de ter zake toegepaste CROW-normen ingetrokken.
2.3. Het beroep van [appellant] is gericht tegen de plandelen met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" voor de Olberslaan alsmede de plandelen met de bestemming "Woongebied" en de bestemming "Groen" met de aanduiding "specifieke vorm van groen - ingang parkeergarage" voor de westelijk gelegen gronden die grenzen aan de Olberslaan. [appellant], eigenaar van de woning [locatie], betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in woningbouw met een maximale bouwhoogte van 18,5 m en een verdiepte parkeergarage. In dit verband voert hij aan dat de realisatie van de woningbouw zal leiden tot verlies van uitzicht en zonlicht. Er is volgens hem onvoldoende onderzoek verricht naar de door omwonenden aangedragen alternatieve locaties in een ander deel van het plangebied.
[appellant] voert verder aan dat zijn woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast door een toename van het aantal verkeersbewegingen, omdat de bestaande ontsluitingsweg zal komen te vervallen en het verkeer via de Olberslaan zal worden geleid. Volgens [appellant] heeft dit een verslechtering van de luchtkwaliteit tot gevolg. Daarnaast zal er een aanzienlijke parkeerbehoefte ontstaan die in de directe omgeving van de Olberslaan zal moeten worden opgevangen.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voor de vaststelling van het plan, onder meer over de ingebrachte alternatieven, verschillende keren overleg is gevoerd met bewoners aan de Olberslaan. Het vastgestelde plan is volgens de raad het resultaat van een uitgebreide belangenafweging. De voorgedragen alternatieven leiden volgens de raad tot een verschuiving van de bebouwing naar het noorden, waar ook woningen aanwezig zijn.
2.3.2. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Vast staat dat in het westelijke deel van het plangebied, aan de Olberslaan, de realisatie van een gebouw met 54 woningen mogelijk wordt gemaakt, onderverdeeld in appartementen en seniorenwoningen. Aan de voorzijde van het gebouw ligt een groenstrook. De parkeerruimte komt in een verdiepte parkeergarage onder het gebouw.
Voor het oordeel dat [appellant] onaanvaardbaar wordt belemmerd in zijn uitzicht ziet de Afdeling geen aanleiding. Door realisatie van het gebouw met 54 woningen zullen er weliswaar wijzigingen in het uitzicht optreden en kan dit vermindering van daglichttoetreding in de woning met zich brengen, maar gelet op de afstand van ongeveer 30 m van de woning van [appellant] ten opzichte van de voorziene woningbouw is dat gelet op de betrokken belangen niet onaanvaardbaar. Door de ontsluiting van het verkeer via de Olberslaan en de aansluiting van die weg op De Tweelingen zal er voorts weliswaar sprake zijn van een toename van het aantal verkeersbewegingen, maar deze zal gelet op de berekende aantallen motorvoertuigbewegingen niet zodanig zijn dat gelet op de betrokken belangen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant]. In dit verband is van belang dat tussen partijen niet in geschil is dat aan de wettelijke eisen ten aanzien van de luchtkwaliteit wordt voldaan. Verder is van belang dat de toename van de parkeerbehoefte voor een groot deel zal worden opgevangen door de verdiepte parkeerkelder. Dat niettemin parkeerproblemen zullen optreden acht de Afdeling, gegeven het uitgevoerde parkeeronderzoek, niet aannemelijk.
Voorts is niet gebleken dat een alternatieve inrichting van het plangebied onvoldoende in de afweging is meegenomen. Aannemelijk is dat een verschuiving van de bebouwing in noordelijke richting ongunstig zou zijn voor weer andere omwonenden. Bij het plan is met alle belangen rekening gehouden.
2.4. Ten slotte betoogt [appellant] dat het plan financieel-economisch niet uitvoerbaar is. Volgens hem heeft de raad zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de ontwikkeling en de realisatie van het woningbouwprogramma niet aanbestedingsplichtig zijn. Door het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met Woningstichting SSW is het gemeentebestuur volgens [appellant] verder gegaan dan de publiekrechtelijke bevoegdheden toelaten. Hij stelt dat hierdoor in strijd wordt gehandeld met de Europese regelgeving op het gebied van aanbesteding.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat niet in strijd wordt gehandeld met de Europese regelgeving met betrekking tot aanbesteding, omdat geen sprake is van een aanbestedingsplichtige opdracht. Volgens de raad is het plan, gelet op de samenwerkingsovereenkomst met Woningstichting SSW, financieel uitvoerbaar.
2.4.2. Wat betreft het betoog dat de ontwikkeling van de voorziene woningbouw ten onrechte niet openbaar is aanbesteed, overweegt de Afdeling dat volgens Nederlands nationaal recht de burgerlijke rechter en niet de bestuursrechter de aangewezen rechter is om over de rechtmatigheid van het achterwege laten van een openbare aanbesteding een oordeel te vellen. Niet is gebleken dat over de door [appellant] bedoelde samenwerkingsovereenkomst een procedure is gevoerd voor de burgerlijke rechter. Gelet hierop en nu evenmin is gebleken van evidente gebreken in de samenwerkingsovereenkomst, mocht de raad bij het vaststellen van het plan uitgaan van de rechtsgeldigheid daarvan, daargelaten of de mogelijke verplichting tot aanbesteding van de ontwikkeling van de voorziene woningbouw in het algemeen op zichzelf in de weg staat aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan. Het betoog faalt.
2.4.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2011