ECLI:NL:RVS:2022:829
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 16 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 6 december 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Bongaarts, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De staatssecretaris stelde dat de vreemdeling met onbekende bestemming was vertrokken, maar de vreemdeling heeft aangegeven dat hij nog in Nederland verblijft en de procedure wil voortzetten. De Raad van State heeft vastgesteld dat de vreemdeling nog steeds belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep. De vreemdeling heeft aan zijn asielaanvraag onder andere ten grondslag gelegd dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Soedan vanwege zijn politieke activiteiten tegen de Soedanese autoriteiten.
De Raad van State heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 15 december 2021, aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat over de risico's voor politieke activisten in Soedan en dat de staatssecretaris daar opnieuw onderzoek naar moet doen. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad van State het hoger beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, waardoor de staatssecretaris opnieuw de aanvraag van de vreemdeling moet beoordelen, rekening houdend met de resultaten van het onderzoek.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van 16 februari 2021 ongeldig verklaard. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.