ECLI:NL:RVS:2022:829

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
202108190/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 16 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 6 december 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Bongaarts, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De staatssecretaris stelde dat de vreemdeling met onbekende bestemming was vertrokken, maar de vreemdeling heeft aangegeven dat hij nog in Nederland verblijft en de procedure wil voortzetten. De Raad van State heeft vastgesteld dat de vreemdeling nog steeds belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep. De vreemdeling heeft aan zijn asielaanvraag onder andere ten grondslag gelegd dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Soedan vanwege zijn politieke activiteiten tegen de Soedanese autoriteiten.

De Raad van State heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 15 december 2021, aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat over de risico's voor politieke activisten in Soedan en dat de staatssecretaris daar opnieuw onderzoek naar moet doen. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad van State het hoger beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, waardoor de staatssecretaris opnieuw de aanvraag van de vreemdeling moet beoordelen, rekening houdend met de resultaten van het onderzoek.

De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van 16 februari 2021 ongeldig verklaard. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202108190/1/V2.
Datum uitspraak: 23 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdelingen],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 6 december 2021 in zaak nr. NL21.3922 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 6 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Bongaarts, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
1.       Volgens de staatssecretaris is de vreemdeling met onbekende bestemming vertrokken. De vreemdeling heeft echter laten weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde, dat hij nog in Nederland verblijft en de procedure wil doorzetten. De Afdeling stelt daarom vast dat de vreemdeling nog steeds belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579, onder 2).
2.       De vreemdeling is afkomstig uit Soedan en heeft aan zijn asielaanvraag onder meer ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Soedan vreest voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege zijn deelname aan politieke activiteiten gericht tegen de Soedanese autoriteiten.
3.       Bij uitspraak van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2793, heeft de Afdeling overwogen dat op dit moment onduidelijk is wat in Soedan de risico’s zijn voor politieke activisten, en dat de staatssecretaris daar opnieuw onderzoek naar moet doen. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep van de vreemdeling gegrond verklaren, zodat de staatssecretaris opnieuw de aanvraag van de vreemdeling moet beoordelen en daarbij de resultaten van zijn onderzoek kan betrekken.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 16 februari 2021 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 6 december 2021 in zaak nr. NL21.3922;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 16 februari 2021, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2022
363-936