ECLI:NL:RVS:2022:772

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
202005067/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot vaststelling van hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder voor toekomstige woning in Nieuwkoop

Op 29 juli 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop een besluit genomen tot vaststelling van hogere waarden volgens de Wet geluidhinder voor een toekomstige woning op het perceel tussen de Nieuwveenseweg 29 en 31 te Nieuwkoop. Dit besluit is noodzakelijk vanwege de wijziging van de rotonde en de ontsluitingsstructuur van de Nieuwveenseweg (N231) ten noorden van de kern Nieuwkoop. Voor de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg moet de bestaande woning op het perceel Nieuwveenseweg 29A worden gesloopt, waarna de bouw van een vervangende woning mogelijk wordt gemaakt. Appellanten A en B, wonend op respectievelijk 25 en 15 meter van het plangebied, zijn het niet eens met de voorziene ontsluitingsweg en de verplaatsing van de woning. Ze hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college, waarbij zij aanvoeren dat het college ten onrechte hogere waarden heeft vastgesteld en dat het akoestisch onderzoek op verkeerde uitgangspunten is gebaseerd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 november 2021 behandeld. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de appellanten hebben nadere stukken ingediend. Tijdens de zitting zijn de appellanten vertegenwoordigd door appellant A, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M. van der Velden, drs. M.E. Bosboom, drs. I.A. Woei als deskundige, en mr. D. Stapel. De Afdeling heeft overwogen dat het relativiteitsvereiste zich ertegen verzet dat de appellanten een geslaagd beroep kunnen doen op de normen van de Wet geluidhinder, omdat deze normen niet zijn bedoeld ter bescherming van de belangen van omwonenden, maar enkel van de toekomstige bewoners van de te verplaatsen woning. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de appellanten niet de toekomstige bewoners zijn en dat de regeling derhalve niet tot bescherming van hun belangen strekt. Het beroep is ongegrond verklaard en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202005067/1/R3.
Datum uitspraak: 16 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Nieuwkoop,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2020 heeft het college een besluit tot vaststelling van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) genomen voor de toekomstige woning op het perceel tussen de Nieuwveenseweg 29 en 31 te Nieuwkoop.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 november 2021, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door [appellant A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. van der Velden, drs. M.E. Bosboom, drs. I.A. Woei als deskundige, en mr. D. Stapel, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het besluit is genomen vanwege de wijziging van de rotonde en de ontsluitingsstructuur van de Nieuwveenseweg (N231) ten noorden van de kern Nieuwkoop, die zijn voorzien in het bestemmingsplan "Nieuwveenseweg 29A", dat de raad van de gemeente Nieuwkoop bij besluit van 9 juli 2020 heeft vastgesteld. Om de nieuwe ontsluitingsweg te realiseren moet de bestaande woning op het perceel Nieuwveenseweg 29A worden gesloopt en wordt op het perceel tussen de Nieuwveenseweg 29 en 31 de bouw van een vervangende woning mogelijk gemaakt. Het besluit tot vaststelling van hogere waarden heeft betrekking op deze vervangende woning.
2.       [appellant A] en [appellant B] wonen op een afstand van respectievelijk 25 m en 15 m van het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met de in het plan voorziene ontsluitingsweg en de daarvoor te verplaatsen woning. Zij betogen dat het college ten onrechte heeft besloten tot het vaststellen van hogere waarden bij deze woning. Daarnaast betogen zij dat in het akoestisch onderzoek dat ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit, van verkeerde uitgangspunten is uitgegaan.
Wet geluidhinder
3.       Het college stelt zich op het standpunt dat het relativiteitsvereiste zich ertegen verzet dat [appellant A] en [appellant B] een geslaagd beroep kunnen doen op de normen over geluidhinder uit de Wgh, omdat deze normen niet gaan over de bescherming van de belangen van omwonenden maar alleen over de bescherming van belangen van de toekomstige bewoners van de te verplaatsen woning.
3.1.    Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
3.2.    Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant (uitspraken van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:847 (Hellendoorn), 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4324 (Baarn Noord)).
3.3.    Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wgh kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld.
3.4.    Zoals de Afdeling onder 10.93 heeft overwogen in de uitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, bevat hoofdstuk VI van de Wgh, waar de artikelen 82 en 83 in zijn opgenomen, geluidswaarden voor woningen gelegen binnen een bepaalde afstand van een weg. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de geluidswaarde die voor de betrokken woningen is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woningen een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woningen.
3.5.    De regeling in artikel 83 van de Wgh strekt er dus toe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling dient daarmee, zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1411, r.o. 2.5.2 en 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.93, en 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:510, r.o. 5.3, ter bescherming van de bewoners van de woningen waarop het besluit betrekking heeft. [appellant A] en [appellant B] zijn niet de toekomstige bewoners van deze woning. Daarom strekt de regeling kennelijk niet tot de bescherming van hun belangen.
Gelet hierop kan wat [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij hierover hebben aangevoerd.
Conclusie
4.       Het beroep is ongegrond.
5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-Van Vugt, en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2022