ECLI:NL:RVS:2022:737
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit tot inbewaringstelling van vreemdeling
Op 14 maart 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De vreemdeling was in bewaring gesteld op 3 februari 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 21 februari 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 13 januari 2022, waarin het weigeren van een coronatest werd behandeld. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing werd vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.