ECLI:NL:RVS:2022:554
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG)
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2020, waarin de rechtbank het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) ongegrond heeft verklaard. De minister voor Rechtsbescherming had op 1 mei 2019 de aanvraag van [appellant] om afgifte van een VOG afgewezen. Na een bezwaarprocedure, waarin de minister het bezwaar ongegrond verklaarde op 12 augustus 2019, heeft de rechtbank de afwijzing bevestigd.
Op 1 december 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een latere aanvraag van [appellant] om afgifte van een VOG, waarbij de afwijzing van die aanvraag in stand is gelaten (ECLI:NL:RVS:2021:2705). Inmiddels heeft [appellant] naar aanleiding van een nieuwe aanvraag een VOG ontvangen.
Op 8 februari 2022 heeft de advocaat van [appellant] de Afdeling geïnformeerd dat er geen procesbelang meer bestaat bij een inhoudelijke behandeling van de zaak en verzocht om niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Afdeling heeft dit verzoek gehonoreerd en geoordeeld dat [appellant] geen procesbelang meer heeft. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 februari 2022 verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.