ECLI:NL:RVS:2022:3966

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
202207360/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 18 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingewilligd. De staatssecretaris bepaalde dat de vreemdelingen vanaf 18 april 2023 een afspraak konden maken bij het Nederlandse consulaat in Istanbul om een mvv-sticker aan te vragen. De rechtbank Den Haag heeft op 23 december 2022 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd voor zover het de datum van de afspraak betreft. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 december 2022 de verzoeken van de staatssecretaris beoordeeld. Aangezien de noodzakelijke stukken voor het hoger beroep nog niet waren ontvangen, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening getroffen. Dit houdt in dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het resterende deel van het verzoek heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 december 2022, waarbij mr. A.J.C. de Moor-van Vugt als voorzieningenrechter en mr. Y.W.E. Senden als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202207360/2/V1.
Datum uitspraak: 23 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 december 2022 in zaak nr. NL22.25050 in het geding tussen:
[de vreemdelingen]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2022 (hierna: het besluit) heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, ingewilligd. Daarbij heeft de staatssecretaris bepaald dat de vreemdelingen vanaf 18 april 2023 een afspraak kunnen maken bij het Nederlandse consulaat te Istanbul om een mvv-sticker aan te vragen.
Bij uitspraak van 23 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd voor zover daarin is bepaald dat de vreemdelingen pas vanaf 18 april 2023 een afspraak kunnen maken om een mvv-sticker aan te vragen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht de uitspraak van de rechtbank te schorsen totdat de Afdeling op het verzoek om een voorlopige voorziening en/of het hoger beroep heeft beslist. Omdat de voor de beoordeling van het hoger beroep noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de stukken zijn ontvangen, zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
2.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op resterende deel van het verzoekschrift heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.W.E. Senden, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Senden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022
886