ECLI:NL:RVS:2022:3777
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.J. Borman
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 14 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. Op 28 september 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. In het hoger beroep klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij de verkeerde grondslag heeft gebruikt voor de bewaring. De rechtbank heeft echter terecht overwogen dat de vreemdeling valt onder artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw 2000, omdat hij na afwijzing van zijn asielaanvraag in Nederland, in Duitsland internationale bescherming heeft aangevraagd en vervolgens is overgedragen aan Nederland. De vreemdeling heeft tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaring opnieuw een asielwens geuit, waardoor hij als asielzoeker wordt aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet op de juiste grondslag heeft gehandeld en dat de bewaring niet kon worden gehandhaafd. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling.