ECLI:NL:RVS:2022:3579
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- W.M. Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 26 oktober 2022 het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had eerder, op 28 juni 2022, een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd, maar zonder dat er een bestuurlijke dwangsom was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk was en het beroep tegen het besluit van 28 juni 2022 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Spapens, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 december 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een andere uitspraak. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.