ECLI:NL:RVS:2022:3565

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
202204788/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 6 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 14 april 2022, een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 22 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Terpstra, hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de vreemdeling op 18 oktober 2022 verklaard haar aanvraag in te trekken en te willen terugkeren naar Libanon. Gezien deze intrekking heeft de Raad van State geoordeeld dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, omdat zij met het hoger beroep niet meer kan bereiken dat de staatssecretaris haar alsnog een verblijfsvergunning verleent. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad van State heeft in zijn beslissing bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.

Uitspraak

202204788/1/V1.
Datum uitspraak: 6 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2022 in zaak nr. NL22.8377 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 22 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Terpstra, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling heeft desgevraagd een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Op 18 oktober 2022 heeft de vreemdeling verklaard dat zij haar aanvraag om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, intrekt en dat zij zo spoedig mogelijk wenst terug te keren dan wel te vertrekken naar Libanon. Omdat de vreemdeling haar aanvraag heeft ingetrokken, kan zij met dit hoger beroep niet meer bereiken dat de staatssecretaris haar alsnog een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleent. Zij heeft dan ook geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
941