ECLI:NL:RVS:2022:3565
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 6 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 14 april 2022, een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 22 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Terpstra, hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de vreemdeling op 18 oktober 2022 verklaard haar aanvraag in te trekken en te willen terugkeren naar Libanon. Gezien deze intrekking heeft de Raad van State geoordeeld dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, omdat zij met het hoger beroep niet meer kan bereiken dat de staatssecretaris haar alsnog een verblijfsvergunning verleent. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad van State heeft in zijn beslissing bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.