ECLI:NL:RVS:2022:35
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en verzoek om voorlopige voorziening
Op 6 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De vreemdeling had op 16 oktober 2020 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Hiertegen maakte de vreemdeling bezwaar, maar dit werd op 10 december 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 25 november 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 januari 2022.