ECLI:NL:RVS:2022:3488

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
202107857/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning uitkering op basis van de Wet Schadefonds geweldsmisdrijven na mishandeling in detentiecentrum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 9 november 2021 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [appellant] had op 25 november 2019 een verzoek ingediend bij de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) voor een uitkering uit het schadefonds, na mishandeling in Detentiecentrum Rotterdam op 9 oktober 2017. De CSG kende hem op 23 april 2020 een uitkering van € 1.000,00 toe, gebaseerd op letselcategorie 1, en handhaafde dit besluit op 17 juli 2020. De rechtbank oordeelde dat de CSG beoordelingsvrijheid heeft en dat haar besluiten terughoudend moeten worden getoetst. De rechtbank concludeerde dat de CSG in redelijkheid kon besluiten om [appellant] een uitkering toe te kennen op basis van letselcategorie 1, en dat er geen sprake was van een substantiële vormverandering van de oorschelp, wat vereist is voor letselcategorie 2. In hoger beroep betoogt [appellant] dat hij recht heeft op een uitkering uit letselcategorie 2, omdat hij een stuk van zijn oor heeft verloren en dat dit een substantiële wijziging van de oorschelp met zich meebrengt. Hij stelt ook dat zijn psychische klachten niet goed zijn beoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de CSG zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het letsel van [appellant] niet voldoet aan de criteria voor letselcategorie 2. De CSG heeft geen proceskosten te betalen.

Uitspraak

202107857/1/A2.
Datum uitspraak: 30 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], domicilie kiezend te [plaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 november 2021 in zaak nr. 20/4489 in het geding tussen:
[appellant]
en
de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2020 heeft de CSG aan [appellant] een uitkering van € 1.000,00 toegekend op basis van de Wet Schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: Wsg).
Bij besluit van 17 juli 2020 heeft de CSG het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 21 september 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.A. Dayala, advocaat te Amsterdam, en de CSG, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van de Weerd, zijn verschenen.
Overwegingen
Juridisch kader
1.       Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [appellant] heeft de CSG op 25 november 2019 verzocht om een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het fonds) omdat hij op 9 oktober 2017 is mishandeld in Detentiecentrum Rotterdam. Terwijl [appellant] lag te slapen heeft zijn celgenoot hem met een vork in zijn zij gestoken en in de richting van zijn linker oog gestoken. Vervolgens is er een worsteling ontstaan, waarbij [appellant] in zijn linker oor is gebeten. Als gevolg hiervan moet [appellant] nu een stuk van dit oor missen.
3.       Bij besluit van 23 april 2020 heeft de CSG aan [appellant] een uitkering van € 1.000,00 toegekend. De CSG heeft daarbij verwezen naar de zes letselcategorieën die zij hanteert en de daaraan gekoppelde bedragen. Volgens de CSG past het letsel dat [appellant] heeft opgelopen bij letselcategorie 1. Bij besluit van 17 juli 2020 heeft de CSG haar besluit van 23 april 2020 gehandhaafd.
Aangevallen uitspraak
4.       De rechtbank heeft overwogen dat de CSG beoordelingsvrijheid heeft en dat besluiten over uitkeringen uit het fonds daarom terughoudend worden getoetst. Volgens de rechtbank heeft de CSG in redelijkheid kunnen besluiten om aan [appellant] een uitkering uit het fonds toe te kennen op basis van letselcategorie 1. Uit paragraaf 1B van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de letsellijst) volgt dat een tegemoetkoming uit letselcategorie 2 alleen wordt toegekend wanneer sprake is van een blijvende substantiële vormverandering van de oorschelp en/of verlies van een belangrijk deel van de oorschelp. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de CSG zich op het standpunt kunnen stellen dat hiervan niet is gebleken. Over het psychisch letsel van [appellant] heeft de CSG zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat bij [appellant] geen trauma-specifieke diagnose is gesteld en dat ook anderszins geen aanleiding bestond om [appellant] op basis van zijn psychische klachten een uitkering uit letselcategorie 2 toe te kennen. De rechtbank acht het besluit van 17 juli 2020 niet in strijd met het zorgvuldigheids- of motiveringsbeginsel. De rechtbank is van oordeel dat ook geen sprake is van willekeur, omdat de CSG het letsel overeenkomstig de letsellijst heeft beoordeeld.
Hoger beroep
5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen aanspraak heeft op een uitkering uit letselcategorie 2. [appellant] heeft een stuk van zijn linker oor verloren en daarmee is de vorm van zijn oorschelp substantieel gewijzigd. Een stuk kraakbeen van het oor is blijvend verloren gegaan. Volgens [appellant] heeft de rechtbank verder zijn psychische klachten onderschat. Het incident in het detentiecentrum en het letsel hebben een behoorlijk effect op zijn psychische gesteldheid. [appellant] wijst erop dat hij vanwege zijn vreemdelingenstatus geen adequate toegang heeft tot een psycholoog. Het is een feit van algemene bekendheid dat een trauma bij onvoldoende adequate behandeling weer kan terugkomen. Uit het feit dat [appellant] op 10 januari 2020 aan een psycholoog te kennen heeft gegeven dat het beter ging en hij geen hulpvraag had kan dan ook niet worden afgeleid dat geen sprake is van een trauma. [appellant] wijst er verder op dat het rapport dat de rechtbank bij haar beoordeling van het beroep heeft betrokken gedateerd is. Als gevolg van het ontbreken van adequate medische zorg zijn de klachten inmiddels verergerd. Een uitkering uit letselcategorie 2 is dan ook passend. De rechtbank heeft dit niet onderkend, aldus [appellant].
5.1.    Een uitkering uit het fonds wordt op grond van artikel 4 van de Wsg naar redelijkheid en billijkheid bepaald. Bij het beoordelen van een aanvraag hanteert de CSG beleid dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de beleidsbundel) en de letsellijst. Hierin zijn zes letselcategorieën opgenomen, waaraan vaste bedragen zijn gekoppeld. Aan de hand van de letsellijst bepaalt de CSG in welke letselcategorie het opgelopen letsel valt. In deel 1A van de letsellijst staan richtlijnen voor de indeling van fysiek letsel in letselcategorieën, die volgens de toelichting in samenhang met deel 1B van de letsellijst moeten worden gelezen. In deel 1B staat een lijst met typen fysiek letsel met de bijbehorende letselcategorieën. In de toelichting bij de lijst met typen fysiek letsel is opgemerkt dat de lijst niet uitputtend is. Wanneer het opgelopen letsel niet staat omschreven op de lijst onderzoekt de CSG of haar medisch adviseur of het als ernstig kan worden aangemerkt. In deel 2B van de letsellijst staat beschreven op welke wijze de CSG psychisch letsel beoordeelt en wanneer psychisch letsel als ernstig wordt beschouwd.
5.2.    De medisch adviseur heeft in het advies aan de CSG geconstateerd dat het letsel aan het oor van [appellant] een "klein huiddefectje" betreft dat behandeld moest worden met gaasverbanden en een tetanusvaccinatie. Het wondje is volgens de medisch adviseur goed genezen. De CSG heeft daar in haar besluitvorming aan toegevoegd dat volgens haar wel sprake is van een verandering aan de oorschelp, maar niet van een substantiële vormverandering. Volgens de CSG heeft [appellant] daarom aanspraak op een uitkering uit letselcategorie 1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de CSG zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval niet een belangrijk deel van een oorschelp verloren is gegaan en dat daarom geen sprake is van letsel aan het oor dat kan worden gekwalificeerd als letsel dat past in letselcategorie 2. De CSG heeft daarover op de zitting toegelicht dat weliswaar een deel van het oor wordt gemist, maar dat dit vooral de rand betreft en maar in heel geringe mate de oorschelp zelf. Daarom voldoet het letsel niet aan het criterium ‘substantiële vormverandering van de oorschelp’ dan wel ‘verlies van een belangrijk deel van de oorschelp’. Het fysieke letsel van [appellant] past ook anderszins niet bij de algemene uitgangspunten die voor letselcategorie 2 van de letsellijst zijn geformuleerd, omdat geen sprake is van een operatieve ingreep of een beperking van de functionaliteit van het oor. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de CSG hem ten aanzien van zijn fysieke letsel geen uitkering op basis van letselcategorie 1 mocht toekennen slaagt niet.
5.3.    De CSG heeft zich op het standpunt gesteld dat het psychisch letsel van [appellant] geen aanspraak op een uitkering uit een hogere letselcategorie oplevert. In paragraaf 2A zijn geweldsmisdrijven opgenomen waarbij de CSG psychisch letsel veronderstelt, waaronder rechtstreekse bedreiging met een mes. De CSG heeft op de zitting toegelicht dat een vork - waarmee [appellant] mishandeld is - wat haar betreft niet te vergelijken is met een mes, omdat een mes een wapen is en daar daarom een intrinsieke dreiging van uitgaat, terwijl een vork in de eerste plaats een gebruiksvoorwerp is. In paragraaf 2B zijn geweldsmisdrijven opgenomen waarbij de CSG psychisch letsel niet op voorhand aanneemt. In dergelijke gevallen heeft de CSG voor het beoordelen van psychisch letsel medische informatie nodig. Daarbij dient door een hulpverlener met een BIG-registratie of een NIP-dienstmerk een diagnose zijn gesteld (zie de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:484). Op grond van deel 2B van de letsellijst geeft psychisch letsel aanspraak op een uitkering uit letselcategorie 2 als een diagnose is gesteld door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel, gevolgd door een behandeling van maximaal zestien sessies. [appellant] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat er een diagnose is van een bevoegde hulpverlener en ook geen stukken waaruit blijkt dat [appellant] een behandeling heeft ondergaan. Voor zover [appellant] zich op het standpunt stelt dat hij geen stukken heeft kunnen overleggen, omdat hij geen gebruik kan maken van geestelijke gezondheidszorg overweegt de Afdeling dat hij dit standpunt niet heeft onderbouwd. Mocht hij dit op een later moment wel kunnen, dan heeft hij, zoals de CSG op de zitting te kennen heeft gegeven, de mogelijkheid een aanvullende aanvraag in te dienen bij de CSG. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de CSG hem vanwege zijn psychische letsel geen uitkering op basis van letselcategorie 1 mocht toekennen, slaagt ook niet.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond.
7.       De CSG hoeft geen proceskosten te betalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022
735-1014
BIJLAGE - Wettelijk kader
Wet schadefonds geweldsmisdrijven
Artikel 3
1. Uitkering kan worden gedaan
a. aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;
[…]
Artikel 4
1. De uitkering wordt naar redelijkheid en billijkheid bepaald. Zij beloopt ten hoogste het bedrag van de door het letsel of overlijden veroorzaakte schade, daaronder begrepen immateriële schade van nabestaanden.
2. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke bedragen ten hoogste kunnen worden uitgekeerd.
Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, versie 1 juli 2019
1A. Algemene uitgangspunten voor indeling fysiek letsel in letselcategorieën
Om te bepalen of fysiek letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen hanteert het Schadefonds de volgende algemene uitgangspunten. De gedachte achter deze uitgangspunten is dat letsel ernstiger wordt beschouwd naarmate de beperkingen en afhankelijkheid door het letsel toenemen en langer duren. De uitgangspunten kunnen niet zelfstandig worden gelezen, maar alleen in samenhang met de verdere invulling in deel 1B van de letsellijst. Letselcategorie 0 betekent dat het Schadefonds het bijbehorende letsel niet als voldoende ernstig aanmerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen.
[…]
Letselcategorie 2
- Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en afhankelijkheid, die naar de aard en gevolgen
ernstiger zijn dan letselcategorie 1.
- Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met blijvende niet-hinderlijke beperkingen.
- Fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep noodzakelijk is, tenzij anders vermeld in deel 1B van de letsellijst
[…]
1B. Lijst met fysieke letsels en bijbehorende letselcategorieën
De lijst hieronder is een invulling van de algemene uitgangspunten uit deel 1A van de letsellijst. In deze lijst is het fysieke letsel naar lichaamsdeel ingedeeld. Per lichaamsdeel worden fysieke letsels genoemd. Het cijfer dat voor het letsel staat, geeft aan in welke letselcategorie het valt. Letselcategorie 0 betekent dat het Schadefonds het bijbehorende letsel niet als voldoende ernstig aanmerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen. Komt het opgelopen fysieke letsel niet voor in de lijst dan onderzoekt (de medisch adviseur van) het Schadefonds of het als ernstig kan worden aangemerkt. De lijst is dus niet uitputtend.
[…]
Oor
[…]
2 Blijvende substantiële vormverandering van een oorschelp en/of verlies van een belangrijk deel van een oorschelp.
[…]
2B. Beoordeling van psychisch letsel op basis van medische informatie
Voor de beoordeling van psychisch letsel in alle overige gevallen heeft het Schadefonds medische informatie nodig. Het is dan belangrijk dat er een diagnose is gesteld door een hulpverlener. Deze hulpverlener kan met toestemming van het slachtoffer medische informatie over het psychisch letsel aan het Schadefonds geven. Aan de hand van deze informatie bepaalt het Schadefonds of het opgelopen psychisch letsel voldoende ernstig is om voor een uitkering in aanmerking te komen en welke letselcategorie hierbij past.
BIG-registratie, NIP-dienstmerk met BAPD of NVO-registratie met BAD
Het Schadefonds gebruikt alleen medische gegevens van hulpverleners die bevoegd en bekwaam zijn om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel.
[…]
Om te bepalen of psychisch letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen hanteert het Schadefonds de volgende uitgangspunten. De uitgangspunten geven een indicatie of psychisch letsel ernstig is en in welke letselcategorie het past. Het Schadefonds bepaalt dit op basis van de omstandigheden van het geval.
Letselcategorie 1 - Diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel, eventueel gevolgd door een behandeling van maximaal 6 sessies.
Letselcategorie 2 - Diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel, gevolgd door een behandeling van maximaal 16 sessies.
[…]