ECLI:NL:RVS:2022:3476

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
202206017/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk verklaard

Op 30 november 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 14 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling op 12 oktober 2022 ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 1 november 2022 laten weten dat het besluit van 14 september 2022 was ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling nu in de nationale asielprocedure zou worden behandeld. De vreemdeling heeft vervolgens op 17 november 2022 aangegeven het hoger beroep niet in te trekken, omdat hij zijn verzoek om proceskostenvergoeding wilde handhaven.

De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling. Hij heeft immers bereikt wat hij met het hoger beroep beoogde, namelijk dat zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling wordt genomen. De Raad van State heeft ook verwezen naar een eerdere uitspraak waarin werd gesteld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden als hij de behandeling van de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt als gevolg van tijdsverloop. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.

Uitspraak

202206017/1/V1.
Datum uitspraak: 30 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 12 oktober 2022 in zaak nr. NL22.18377 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 12 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, advocaat te Sneek, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Bij brief van 1 november 2022 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 14 september 2022 heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal worden behandeld, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken. In reactie daarop heeft de vreemdeling bij brief van 17 november 2022 laten weten dat hij het hoger beroep niet intrekt, omdat hij zijn verzoek om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, handhaaft.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen.
3.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij als gevolg van tijdsverloop de behandeling van de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Groot
griffier
210