ECLI:NL:RVS:2022:3469

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
202206173/1/V1 en 202206173/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid hoger beroep in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening en op het hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had op 20 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 21 oktober 2022 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.P.M. Ngasirin, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling heeft op 28 oktober 2022 hoger beroep ingesteld, maar zonder grieven aan te voeren. De Afdeling heeft haar in de gelegenheid gesteld om dit alsnog te doen tot en met 11 november 2022. De grieven zijn echter pas na deze termijn ingediend, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, met mr. M.M. Mercelina als griffier. De beslissing houdt in dat de voorzieningenrechter het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaart en het verzoek om voorlopige voorziening afwijst.

Uitspraak

202206173/1/V1 en 202206173/2/V1.
Datum uitspraak: 30 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 oktober 2022 in zaak nr. NL22.18889 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 21 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, advocaat te Ede, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de vreemdeling het hoger beroep aangevuld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft op 28 oktober 2022 hoger beroep ingesteld zonder daarbij grieven aan te voeren. De Afdeling heeft de vreemdeling ingevolge de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid bij brief van dezelfde datum in de gelegenheid gesteld om dit alsnog te doen tot en met 11 november 2022. De grieven zijn daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft de grieven daarom niet op tijd ingediend.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Mercelina
griffier
938