ECLI:NL:RVS:2022:3445
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 19 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 5 oktober 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V.M. Oliana, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 november 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat de rechtsvraag die aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269, die betrekking had op zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko.
De beslissing houdt in dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarmee de vreemdeling in zijn beroep niet in het gelijk is gesteld.