ECLI:NL:RVS:2022:3444

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
202206224/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en proceskostenvergoeding

Op 25 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 26 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam, betreft het toekennen van een proceskostenvergoeding bij een gebrek in de voorafgaande ophouding. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak (ECLI:NL:RVS:2018:1498) deze kwestie al behandeld en oordeelt dat de grief van de vreemdeling slaagt.

De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd, voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.

Uitspraak

202206224/1/V3.
Datum uitspraak: 24 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 26 oktober 2022 in zaak nr. NL22.20424 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 26 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De in de enige grief opgeworpen rechtsvraag over het toekennen van een proceskostenvergoeding bij een gebrek in de direct aan de bewaring voorafgaande ophouding heeft de Afdeling bij uitspraak van 3 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1498, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit voort dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover de rechtbank de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten. De staatssecretaris moet de proceskosten die de rechtbank in beroep ten onrechte niet heeft toegekend en de proceskosten voor het hoger beroep vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 26 oktober 2022 in zaak nr. NL22.20424, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de bij de vreemdeling opgekomen proceskosten te veroordelen;
III.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vonk
griffier
345-982