ECLI:NL:RVS:2022:3442
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 oktober 2022 het beroep tegen de bewaring van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 oktober 2022 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 november 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft in haar uitspraak geen fouten gemaakt die tot vernietiging van de uitspraak zouden leiden. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Dit besluit is genomen met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en de eerdere uitspraak van de Afdeling over een vergelijkbare rechtsvraag wordt in deze zaak gevolgd.