ECLI:NL:RVS:2022:3429
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep intrekking en proceskostenveroordeling in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 februari 2021. De vreemdeling heeft op 19 oktober 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend en in een brief van 28 oktober 2022 meegedeeld dat hij de vreemdeling alsnog een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend, waarmee hij tegemoet is gekomen aan de vreemdeling.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het hogerberoepschrift is tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond werd beschouwd.
De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is genomen door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022.