202108198/1/A3.
Datum uitspraak: 23 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 18 november 2021 in zaak nr. 20/6198 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
de algemene raad.
Procesverloop
Bij brief van 10 juli 2020 heeft de raad van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de raad van Amsterdam) aan [wederpartij] medegedeeld dat niet zal worden gereageerd op zijn verzoek om afgifte van de stageverklaring.
Bij besluit van 23 november 2020 heeft de algemene raad het door [wederpartij] daartegen ingestelde administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 november 2021 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 23 november 2020 vernietigd en de algemene raad opgedragen een nieuw besluit op het administratief beroep te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de algemene raad hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 25 augustus 2022 heeft de algemene raad het administratief beroep van [wederpartij] opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
[wederpartij] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2022, waar de algemene raad, vertegenwoordigd door mr. M.S. Simman, advocaat te Rotterdam, is verschenen. Voorts is ter zitting de raad van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. S.M. de Waard, advocaat te Amsterdam, en mr. E.J. Henrichs, voormalig deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. [wederpartij] liep tot en met 17 februari 2020 stage ten behoeve van de beroepsopleiding voor de advocatuur. Deze stage is geëindigd zonder stageverklaring. Met ingang van 3 juni 2020 is [wederpartij] geschrapt van het tableau.
2. [wederpartij] is van mening dat hij zijn stage met gunstig gevolg heeft voltooid en heeft op 28 juni 2020 de raad van Amsterdam verzocht om een stageverklaring af te geven. De deken van de raad van Amsterdam heeft per brief geantwoord dat dezelfde kwestie aanhangig is bij de rechtbank en dat daarom niet op het verzoek zal worden gereageerd.
3. [wederpartij] heeft hiertegen administratief beroep ingesteld. De algemene raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de deken in de brief op eigen titel schrijft en niet namens de raad van Amsterdam. De deken is niet bevoegd om stageverklaringen te verstrekken. Verder is de brief niet meer dan een informatieve mededeling, die niet op rechtsgevolg is gericht. Een stageverklaring kan niet op verzoek worden afgegeven. De algemene raad heeft het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak van de rechtbank
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat [wederpartij] erop mocht vertrouwen dat de deken namens de raad van Amsterdam schreef en niet op eigen titel. Dit heeft tot gevolg dat de brief geldt als een schrijven van de raad van Amsterdam en dus afkomstig is van het bevoegde bestuursorgaan. Het verzoek van [wederpartij] is een aanvraag. Tegen de weigering om een stageverklaring af te geven staan rechtsmiddelen open. Dat impliceert dat een besluit kan worden genomen tot verstrekking dan wel weigering van de afgifte. De brief van de raad van Amsterdam heeft de rechtbank aangemerkt als een weigering om een besluit te nemen. Die moet ingevolge artikel 6:2, aanhef, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gelijk worden gesteld met een besluit. Tegen de brief stonden dus wel rechtsmiddelen open. De algemene raad heeft het administratief beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Het incidenteel hoger beroep
5. [wederpartij] heeft in zijn brief van 9 mei 2022 een schriftelijke uiteenzetting gegeven en te kennen gegeven dat hij incidenteel hoger beroep instelt tegen de uitspraak van de rechtbank. Deze brief kan echter niet worden aangemerkt als een incidenteel hoger beroepschrift. Voor het antwoord op de vraag of een stuk als incidenteel hoger beroepschrift in de zin van artikel 8:110, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt, is niet bepalend dat daarin uitdrukkelijk is gesteld dat incidenteel hoger beroep wordt ingesteld, maar is bepalend of het stuk gronden bevat die zijn gericht tegen de uitspraak van de rechtbank. [wederpartij] reageert in zijn brief uitsluitend op het hoger beroep van de algemene raad en onderschrijft de overwegingen van de rechtbank die hebben geleid tot de gegrondverklaring van zijn beroep. Hij voert geen gronden aan die zich richten tegen de uitspraak van de rechtbank. Deze brief is dan ook geen incidenteel hoger beroepschrift in de zin van artikel 8:110, eerste lid, van de Awb, maar moet in zijn geheel worden aangemerkt als een schriftelijke uiteenzetting.
Het hoger beroep van de algemene raad en het beroep van [wederpartij]
6. De algemene raad kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank. Stageverklaringen kunnen niet op aanvraag worden afgegeven. Als aan de vereisten die staan genoemd in artikel 3.2 van de Voda wordt voldaan, beslist de raad van de orde ambtshalve dat de stage is voltooid. De mededeling van de deken kon ook geen rechtsgevolgen meer teweegbrengen voor [wederpartij], omdat de stage al voor de ontvangst van het verzoek was geëindigd. Hij was dus al geen advocaat(-stagiaire) meer. Dat is wel een vereiste ingevolge artikel 9b, vijfde lid, van de Advocatenwet. De brief is niet meer dan een informatieve mededeling van dit feit. Nog een reden waarom de brief van de deken geen rechtsgevolg kon hebben, is dat de raad van Amsterdam niet bevoegd was om een stageverklaring aan [wederpartij] te verstrekken. De raad van de orde van het arrondissement waar de advocaat-stagiair ressorteert, is bevoegd een stageverklaring aan een stagiair te verstrekken. [wederpartij] ressorteerde aan het eind van zijn stageperiode in Den Haag en dus was de Haagse raad het bevoegde bestuursorgaan, aldus de algemene raad.
7. Bij besluit van 25 augustus 2022 heeft de algemene raad een nieuw besluit op het administratief beroep genomen. Met dit besluit heeft de algemene raad het administratief beroep opnieuw niet-ontvankelijk verklaard. Hij stelt zich op het standpunt dat [wederpartij] geen belang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel op het administratief beroep, omdat hij niet meer kan bereiken wat hij wil bereiken. Voor het verkrijgen van een stageverklaring is vereist dat de stagiair staat ingeschreven op het tableau. Omdat [wederpartij] ten tijde van het verzoek op 23 juni 2020 reeds was geschrapt van het tableau en dus niet meer was, en op dit moment niet is, ingeschreven als advocaat(-stagiaire), kan en kon hij feitelijk geen stageverklaring meer krijgen.
Gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, wordt dit besluit van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding, nu daarbij niet aan het administratief beroep van [wederpartij] tegemoet is gekomen. Dit wil zeggen dat aan zijn zijde een beroep van rechtswege is ontstaan.
Beoordeling van het hoger beroep
8. Zoals de Afdeling in overweging 6 van de uitspraak van 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:955, heeft geoordeeld, kan iemand alleen een stageverklaring krijgen als die persoon is ingeschreven als advocaat. [wederpartij] was ten tijde van het verzoek niet langer ingeschreven als advocaat. Hij kon dus met zijn beroep niet bereiken dat hij een stageverklaring zou krijgen. Hij heeft daarom geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van deze zaak. Dit had hij ook niet in de fase dat zijn zaak bij de rechtbank voorlag. De rechtbank had om die reden wegens het ontbreken van procesbelang het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. 9. Nu de rechtbank dat heeft nagelaten, zal de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaren en, doende wat de rechtbank had behoren te doen, het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
10. De algemene raad hoeft geen proceskosten te betalen.
Beoordeling van het beroep
11. Nu het besluit van 25 augustus 2022 is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, is door de vernietiging van die uitspraak de grondslag aan dat besluit komen te ontvallen, zodat het reeds daarom dient te worden vernietigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank NoordHolland van 18 november 2021 in zaak nr. 20/6198;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. vernietigt het besluit van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten van 25 augustus 2022.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. P.H.A. Knol en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.
w.g. Steendijk
voorzitter
w.g. Greben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022
851