ECLI:NL:RVS:2022:3370
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 6 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling tegen de bewaring door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 19 september 2022 in bewaring gesteld. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Benayad, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 november 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat de rechtsvraag die aan de orde was eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269, die betrekking had op de zicht op uitzetting naar Marokko.
De beslissing houdt in dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de beslissing, 23 november 2022.