ECLI:NL:RVS:2022:3356

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
202206317/1/V2 en 202206317/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring aanvraag

Op 21 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had op 15 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 28 oktober 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Šimičević, stelde hoger beroep in en vroeg tevens om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de inhoud van het door de vreemdeling overgelegde tijdschrift al eerder was beoordeeld bij de afwijzing van haar eerste asielaanvraag. De staatssecretaris had voldaan aan zijn vergewisplicht. De voorzieningenrechter concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De beslissing werd vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.

Uitspraak

202206317/1/V2 en 202206317/2/V2.
Datum uitspraak: 21 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 28 oktober 2022 in zaak nr. NL22.11335 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Šimičević, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de inhoud van het door de vreemdeling bij haar opvolgende aanvraag in origineel overgelegde tijdschrift al is beoordeeld bij de afwijzing van haar eerste asielaanvraag, en dat de staatssecretaris aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. De Afdeling neemt deze motivering over.
2.       Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. Zwinkels
griffier
309-987