ECLI:NL:RVS:2022:3263

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
202204757/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 20 april 2022 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag had op 3 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de onderliggende stukken de conclusie van de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten onderbouwen. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het politierapport niet relevant is voor de beoordeling van de aanvraag. De Afdeling heeft de stukken ingezien en heeft besloten dat beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is, waarbij de vreemdeling toestemming heeft verleend om op basis van deze stukken uitspraak te doen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.

Uitspraak

202204757/1/V2.
Datum uitspraak: 14 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 3 augustus 2022 in zaak nr. NL22.7289 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 3 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Bureau Documenten heeft, op verzoek van de Afdeling, de stukken overgelegd die ten grondslag liggen aan de verklaringen van onderzoek van 17 maart 2022 en 11 mei 2022 en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling van die stukken kennis mag nemen.
De Afdeling heeft bij uitspraak van 3 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2833, beslist dat beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is.
De vreemdeling heeft toestemming verleend om mede op grondslag van deze stukken uitspraak te doen. De Afdeling heeft de stukken vervolgens ingezien.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat de onderliggende stukken de conclusie onderbouwen van de verklaring van onderzoek van 11 mei 2022 van Bureau Documenten. Verdere motivering van dit oordeel heeft de rechtbank terecht niet gegeven, omdat het daarmee de bescherming van de werkwijze van Bureau Documenten onevenredig zou aantasten. De rechtbank heeft mede daarom terecht overwogen dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het politierapport waarop de verklaring van onderzoek van 11 mei 2022 van Bureau Documenten ziet, niet relevant is voor de beoordeling van de aanvraag.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2022
625