ECLI:NL:RVS:2022:3242
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- C.C.W. Lange
- M. Soffers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling na besluit staatssecretaris Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 14 februari 2022 een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft vernietigd. De staatssecretaris had op 5 januari 2021 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Na het indienen van bezwaar door de vreemdeling, verklaarde de staatssecretaris dit bezwaar op 12 juli 2021 ongegrond. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris ten onrechte had gehandeld en vernietigde het besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen in stand blijven.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank niet voldoende rekening heeft gehouden met de gewijzigde situatie in Afghanistan na de machtsovername door de Taliban op 15 augustus 2021. De staatssecretaris had een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld, wat betekent dat de situatie van vreemdelingen uit Afghanistan onzeker was. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank had moeten volstaan met het vernietigen van het besluit van 12 juli 2021 en dat de staatssecretaris opnieuw moet beoordelen of de uitzetting van de vreemdeling in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met het hoger beroep zijn gemaakt. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. N. Verheij als voorzitter en mr. C.C.W. Lange en mr. M. Soffers als leden, in aanwezigheid van griffier mr. J. van de Kolk. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 november 2022.