ECLI:NL:RVS:2022:3174
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- J.J.W.P. van Gastel
- J.M. Willems
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 17 december 2020 afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 2 juni 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 4 november 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.H. Hillen, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 november 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechters oordeelden dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. De staatssecretaris had bovendien niet de bevoegdheid om de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen, omdat zij niet voldeed aan de vereisten van de reguliere aanvraagprocedure.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. N. Verheij en de leden mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. J.M. Willems, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Wezep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 november 2022.