ECLI:NL:RVS:2022:3061

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
202202547/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 25 oktober 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 23 november 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 21 april 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.C. Kaptein, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen de rechtsvraag behandeld over hoe de staatssecretaris omgaat met opvolgende asielaanvragen die gebaseerd zijn op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 28 september 2022, waarin is vastgesteld dat de grieven van de vreemdeling slagen. Dit betekent dat de staatssecretaris bij het opnieuw nemen van een besluit ook de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling gestelde bekering en de daarmee samenhangende geloofsgroei moet onderzoeken.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 759,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral wanneer eerdere aanvragen zijn afgewezen op basis van geloofwaardigheid.

Uitspraak

202202547/1/V2.
Datum uitspraak: 25 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 april 2022 in zaak nr. NL21.18631 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 21 april 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.C. Kaptein, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De in de grieven aan de orde gestelde rechtsvraag over de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd, onderzoekt en beoordeelt, is beantwoord in de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2713. Uit deze uitspraak volgt dat de grieven slagen.
2.       Het hoger beroep is gegrond. Dit betekent dat de staatssecretaris zich, anders dan de rechtbank heeft overwogen, bij het opnieuw nemen van een besluit ook moet buigen over de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling gestelde bekering, en de daarmee samenhangende geloofsgroei, en afvalligheid. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
853