ECLI:NL:RVS:2022:2937

Raad van State

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
202105836/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geslachtsnaamswijziging van minderjarige zoon

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant], de vader van een minderjarige zoon, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De minister voor Rechtsbescherming heeft op 17 april 2020 de aanvraag van de moeder van de zoon ingewilligd om de geslachtsnaam van hun zoon te wijzigen van '[achternaam appellant]' naar '[achternaam moeder]'. De vader, [appellant], is het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, dat door de minister ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft het besluit van de minister bevestigd.

De vader voert aan dat de moeder niet voldoet aan de formele voorwaarden van het Besluit geslachtsnaamswijziging, omdat zij niet in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek voor de zoon heeft gezorgd. Hij stelt dat hij ook zorg heeft gedragen voor de zoon en dat de naamswijziging niet in het belang van de jongen is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 6 juli 2022, waarbij de vader, de minister en de moeder aanwezig waren. De vader heeft nadere stukken ingediend, maar de Afdeling concludeert dat de moeder wel degelijk aan de voorwaarden voldoet.

De Afdeling oordeelt dat de minister de belangen van de minderjarige goed heeft afgewogen en dat de naamswijziging in het belang van de zoon is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister de naamswijziging mocht doorvoeren, omdat de moeder en de zoon al jaren samen een gezin vormen en de zoon zich kan identificeren met zijn moeder. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202105836/1/A3.
Datum uitspraak: 12 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2021 in zaak nr. 20/4515 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister voor Rechtsbescherming.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2020 heeft de minister een aanvraag van [moeder van de zoon] om de geslachtsnaam van haar minderjarige zoon te wijzigen van "[achternaam appellant]" naar "[achternaam moeder]", ingewilligd.
Bij besluit van 8 juli 2020 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister en [moeder] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 6 juli 2022, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.L. de Gier, zijn verschenen. Ook is op de zitting [moeder] via een videoverbinding als partij gehoord. Op de zitting heeft [appellant] op verzoek van de Afdeling toegezegd nadere stukken te zullen toezenden, waarna het onderzoek is geschorst.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De minister en [moeder] hebben een zienswijze gegeven.
Geen van de partijen wilde gebruikmaken van het recht opnieuw op een zitting te worden gehoord. De Afdeling heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Inleiding
2.       [appellant] (vader) en [naam moeder] (moeder) hebben samen een zoon, [naam zoon]. [zoon] was ten tijde van het besluit op bezwaar nog geen twaalf jaar oud. Sinds zijn geboorte woont hij bij [moeder]. [appellant] heeft nooit in gezinsverband met [zoon] samengewoond. De minister heeft de aanvraag van [moeder] om de geslachtsnaam van [zoon] te wijzigen van "[achternaam appellant]" naar "[achternaam moeder]" ingewilligd. [appellant] kan zich hier niet in vinden. De minister heeft zijn bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft dit besluit in stand gelaten.
Hoger beroep
3.       Op de zitting bij de Afdeling heeft [appellant] aangevoerd dat [moeder] niet aan de formele voorwaarden van artikel 3 van het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit) heeft voldaan. Zij zou niet voldoen aan de eis dat zij in de vijf jaar voorafgaande aan het verzoek [zoon] heeft verzorgd en opgevoed. [appellant] heeft daar volgens hem ook bij geholpen. Daarom heeft hij na de zitting op verzoek van de Afdeling nog stukken overgelegd. Die stukken bevatten WhatsApp-berichten tussen [appellant] en de oma van [zoon]. Uit de berichten volgt volgens [appellant] dat hij ook voor [zoon] heeft gezorgd in de vijf jaar voorafgaande aan het verzoek. Omdat niet is voldaan aan de formele eisen van artikel 3 van het Besluit mocht de achternaam van [zoon] niet gewijzigd worden.
Daarnaast voert [appellant] aan dat de rechtbank niet het belang van [zoon] voorop heeft gesteld, maar het belang van [moeder]. Volgens [appellant] is de naamswijziging vooral een wens van [moeder] en is niet duidelijk of dit ook in het belang van [zoon] is. Verder voert hij aan dat de naamswijziging al is doorgevoerd terwijl dit pas mag nadat de naam bij koninklijk besluit is gewijzigd. [moeder] zou zich niet aan de regels houden door al een paspoort met de naam "[achternaam moeder]" voor [zoon] aan te vragen en die naam op school te gebruiken. Daarnaast voelt [appellant] zich gediscrimineerd, omdat vaders volgens hem in dit soort situaties nooit in het gelijk gesteld worden. Hij geeft veel om zijn zoon en wil daarom dat [zoon] zijn achternaam houdt. Dat hij geen contact meer heeft met zijn zoon is volgens [appellant] niet aan hem te wijten.
Beoordeling van het hoger beroep
3.1.    Volgens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van het Besluit wordt de geslachtsnaam van een minderjarige die nog geen twaalf jaar is, gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder van wie het kind de naam niet heeft, als die ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.
Volgens artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, onder 2, van het Besluit wordt een verzoek om geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaar afgewezen als een ouder weigert in te stemmen met de wijziging. Hierop is een uitzondering, namelijk wanneer verzoekers aantonen dat de ouder van wie de minderjarige de geslachtsnaam heeft, en het kind niet meer dan een vierde deel van de periode van vijf jaar voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding in gezinsverband hebben samengeleefd.
3.2.    De latere stukken die [appellant] heeft overgelegd bevatten WhatsApp-berichten tussen hem en de oma van [zoon] in de periode van 14 februari 2017 tot en met 1 juni 2017. Te lezen is dat [appellant] en de oma van [zoon] afspraken maken over wie [zoon] ophaalt van het kinderdagverblijf en hoe laat zij dat doen. Ook worden foto’s en filmpjes van [zoon] gedeeld en wordt besproken hoe het met hem gaat. Hoewel uit deze stukken duidelijk volgt dat [zoon] in de periode van 14 februari 2017 tot en met 1 juni 2017 meer dagen bij [appellant] heeft verbleven en hij op die dagen voor [zoon] zorgde, is dit onvoldoende om tot de conclusie te komen dat [moeder] niet in de vijf jaar voorafgaande aan het verzoek [zoon] heeft verzorgd en opgevoed. De berichten die [appellant] heeft overgelegd gaan over een relatief korte periode van ongeveer vier maanden. Uit de berichten volgt wel dat hij in die tijd [zoon] heeft opgehaald van het kinderdagverblijf en tijd met hem heeft doorgebracht, maar er blijkt niet uit dat hij (mede) de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding droeg. Die lag nog steeds bij [moeder]. Anders dan [appellant] stelt voldoet [moeder] dus aan de eis van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van het Besluit. Omdat [appellant] nooit met [zoon] op hetzelfde adres heeft samengewoond kan zijn weigering om in te stemmen met de geslachtsnaamswijziging niet aan die wijziging in de weg staan. Aan de formele voorwaarden van artikel 3 van het Besluit is dus voldaan.
3.3.    Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2384), mag de minister, als voldaan is aan de formele voorwaarden van artikel 3 van het Besluit, de verzochte naamswijziging doorvoeren, maar hij moet dat niet. Bij het nemen van een beslissing moet de minister alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen in aanmerking nemen.
3.4.    Uit het besluit van 8 juli 2020 volgt dat de minister heeft onderzocht of de naamswijziging in het belang van [zoon] zelf is. Hiervoor heeft de minister een aantal punten meegewogen die, ingevolge de toelichting bij artikel 3 van het Besluit geslachtsnaamswijziging, van belang zijn bij de beoordeling van het belang van het kind. Deze punten zijn:
1. Is het kind voorgelicht omtrent zijn afkomst?
2. Wat is het effect van de geslachtsnaamswijziging voor de eenheid van naam binnen het gezin?
3. Voert het kind de gevraagde naam in de praktijk reeds en hoe lang al?
4. Wat is de rol van de ouders in het leven van het kind en hoe zijn de contacten tussen het kind en zijn beide ouders?
5. Wordt de bestaande gezinssituatie die door de naamswijziging wordt bevestigd, door het kind geaccepteerd en welke effecten heeft de naamswijziging op die gezinssituatie?
Om deze vragen te beantwoorden heeft de minister zowel [moeder] als [appellant] gehoord. Uit de antwoorden van beiden volgt dat [zoon] en [moeder] samen een gezin vormen en dat [appellant] nooit in gezinsverband met hen heeft samengewoond. [zoon] is op de hoogte van zijn afkomst en weet wie zijn vader is. Hij gebruikt de naam "[achternaam moeder]" al op voetbal en op school.
3.5.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister na afweging van de betrokken belangen tot de slotsom mocht komen dat de naamswijziging in het belang van [zoon] is. Daarbij heeft de rechtbank terecht van belang gevonden dat [zoon] en zijn moeder al jaren samen een gezin vormen en hij zich door de naamswijziging kan identificeren met zijn moeder. Zijn moeder heeft ook het ouderlijk gezag over hem. [zoon] heeft bestendig verblijf bij zijn moeder en [appellant] maakt in het dagelijks leven geen deel uit van het gezin. [appellant] heeft ook nooit met [zoon] en zijn moeder samengewoond. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de minister het gezinsleven van [zoon] en zijn moeder zwaarder mocht laten wegen dan het belang van [appellant]. Daarnaast gebruikt [zoon] de achternaam van zijn moeder in de praktijk al en zijn er geen aanwijzingen dat een naamswijziging niet in zijn belang zou zijn. Ook is [zoon] zich bewust van zijn afkomst en weet hij wie zijn vader is. Het is daarom niet aannemelijk dat hij door de naamswijziging niet meer weet wie zijn vader is en zich niet meer met [appellant] zou kunnen identificeren.
Anders dan [appellant] stelt zijn er ook geen aanwijzingen dat de minister het belang van [moeder] voor heeft laten gaan op het belang van [zoon]. De minister heeft alle relevante feiten en betrokken belangen in aanmerking genomen en op grond van die belangenafweging de verzochte naamswijziging door mogen voeren.
3.6.    Als [moeder] inderdaad een paspoort voor [zoon] heeft aangevraagd met de naam "[achternaam moeder]", zonder dat de naam bij koninklijk besluit is gewijzigd, kan dat geen rol spelen bij de beoordeling van de naamswijziging. De minister moet namelijk na de toets of aan de formele voorwaarden is voldaan kijken naar de belangen van [zoon] en niet of de naam [moeder] wel formeel juist wordt gebruikt. Wat [appellant] hierover heeft aangevoerd kan daarom niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
Verder bevat het besluit op bezwaar geen aanwijzingen dat er, zoals [appellant] stelt, sprake is van discriminatie. Hij heeft die stelling verder ook niet gemotiveerd. Of [appellant] contact heeft met zijn zoon speelt ook geen rol bij de beoordeling van het belang van [zoon] bij een naamswijziging. De Afdeling wil wel aannemen dat [appellant] veel om zijn zoon geeft. Maar ook hier geldt: de minister moet kijken naar de belangen van [zoon]. Wat [appellant] over het contact met zijn zoon heeft aangevoerd kan daarom op dit punt ook niet leiden tot vernietiging van de uitspraak.
3.7.    Het betoog slaagt niet.
4.       De Afdeling geeft [appellant] nog mee dat de naamswijziging niets zegt over de relatie die hij met zijn zoon heeft. De wijziging verandert ook niets aan de familierechtelijke betrekkingen tussen [appellant] en zijn zoon. Bovendien kan [zoon], als hij dit wil, zodra hij meerderjarig is zelf een verzoek doen om de naamswijziging ongedaan te maken.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Neuwahl
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2022
280-1000
BIJLAGE
Burgerlijk Wetboek
Artikel 1:7
1        De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
[…]
5        Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
[…]
Besluit geslachtsnaamswijziging
Artikel 3
1        Op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, wordt de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd:
a.       in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed;
[…]
2        Ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
[…]
4        Het verzoek wordt afgewezen, indien:
[…]
d.       een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren, tenzij:
[…]
2°.     verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.