ECLI:NL:RVS:2022:2796
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen besluit tot inbewaringstelling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 juni 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen om de vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen. Op 13 juli 2022 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In het hoger beroep heeft de vreemdeling één grief aangevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze grief beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de weigering van de vreemdeling om mee te werken aan een coronatest niet leidt tot het ontbreken van zicht op overdracht binnen een redelijke termijn. De Afdeling verwijst hierbij naar een eerdere uitspraak van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85, ter ondersteuning van haar oordeel.
De Afdeling heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.