ECLI:NL:RVS:2022:2793

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
202205295/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen inbewaringstelling van vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 27 september 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 18 augustus 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 31 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld bij de uitzetting van de vreemdeling. De staatssecretaris had op de tweede dag na de inbewaringstelling een aanvraag om een laissez-passer ingediend en deze aanvraag was op de negende dag doorgestuurd naar de Tunesische autoriteiten. Hoewel er mogelijk enige versnelling had kunnen plaatsvinden door eerder vingerafdrukken af te nemen, was dit niet voldoende om te concluderen dat de staatssecretaris niet voortvarend had gehandeld. De grief van de vreemdeling faalde dan ook.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.

Uitspraak

202205295/1/V3.
Datum uitspraak: 27 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 31 augustus 2022 in zaak nr. NL22.16203 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 31 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van de vreemdeling heeft gewerkt. De staatssecretaris heeft namelijk op de tweede dag van de inbewaringstelling een aanvraag om een laissez-passer ingediend bij de Dienst Interne Aangelegenheden. Op de negende dag is die aanvraag naar de Tunesische autoriteiten doorgestuurd. Dat dit mogelijk nog iets sneller had gekund door meteen de vingerafdrukken van de vreemdeling af te nemen, maakt niet dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De grief faalt.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
872