ECLI:NL:RVS:2022:2793
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inbewaringstelling van vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 27 september 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 18 augustus 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 31 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld bij de uitzetting van de vreemdeling. De staatssecretaris had op de tweede dag na de inbewaringstelling een aanvraag om een laissez-passer ingediend en deze aanvraag was op de negende dag doorgestuurd naar de Tunesische autoriteiten. Hoewel er mogelijk enige versnelling had kunnen plaatsvinden door eerder vingerafdrukken af te nemen, was dit niet voldoende om te concluderen dat de staatssecretaris niet voortvarend had gehandeld. De grief van de vreemdeling faalde dan ook.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.