ECLI:NL:RVS:2022:275

Raad van State

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
202200485/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 22 juni 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 28 december 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 januari 2022 uitspraak gedaan op dit verzoek. De vreemdeling verzocht om te bepalen dat de voorgenomen beëindiging van de verstrekkingen op 27 januari 2022 achterwege blijft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de termijn voor het indienen van grieven nog niet was verstreken en heeft daarom een voorlopige voorziening getroffen. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.

Uitspraak

202200485/2/V3.
Datum uitspraak: 26 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 28 december 2021 in zaak nr. NL21.11739 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 28 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de voorgenomen beëindiging van de verstrekkingen op 27 januari 2022 achterwege blijft. Alleen al omdat de termijn voor het indienen van grieven in dit geval nog niet is verstreken, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen beëindiging van de verstrekkingen op 27 januari 2022 achterwege blijft;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2022
47