ECLI:NL:RBDHA:2021:17051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
NL21.11739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guineese eiseres wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Guineese eiseres. De eiseres had op 27 maart 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 juni 2021 werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet geloofwaardig was in haar verklaringen over haar relatie met haar overleden partner, [A]. De rechtbank stelde vast dat de eiseres tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over het al dan niet hebben van een partner, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van haar asielrelaas. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat de eiseres, een medische professional, geen eerste hulp had verleend aan [A] toen hij bewusteloos raakte, en dat zij op een onwaarschijnlijke manier aan een menigte had weten te ontsnappen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris voldoende gemotiveerd was en dat de aanvraag van de eiseres ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11739
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 27 maart 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Jalloh.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1988 en heeft de Guineese nationaliteit.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij niet kan terugkeren naar haar land van herkomst, omdat zij vreest te worden gedood door de familie van haar overleden partner, [A] . Eiseres had een relatie met [A] vanaf 2017. [A] had, naast zijn relatie met eiseres, ook een relatie met twee andere vrouwen. Op 10 november 2019 kwam [A] bij eiseres thuis en raakte hij bewusteloos. Eiseres is naar buiten gegaan om hulp te zoeken, waarbij twee mannen hebben geconstateerd dat [A] overleden was. Eiseres werd door de andere vrouwen van [A] beschuldigd van zijn dood, waardoor een grote groep mensen naar het huis van eiseres kwamen en haar bedreigden met de dood. Eiseres is vervolgens naar het huis van het dorpshoofd gevlucht en is met de hulp van twee jongens het dorp ontvlucht. Het huis van eiseres en de kliniek waarin zij werkte zijn vervolgens in brand gestoken.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Dood partner en problemen naar aanleiding daarvan.
Verweerder acht element 1 geloofwaardig. Element 2 wordt niet geloofwaardig geacht. Verweerder acht daarbij van belang dat eiseres in het aanmeldgehoor ten opzichte van het nader gehoor tegenstrijdig heeft verklaard over het hebben van een partner. Hiermee wordt haar relatie met [A] niet geloofwaardig geacht en doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van de problemen naar aanleiding van de gestelde relatie. Voor de stelling van eiseres dat zij tijdens het aanmeldgehoor vermoeid was en dat zij daarom anders heeft verklaard over haar relatie kan in het rapport van het aanmeldgehoor geen aanknopingspunten worden gevonden. Ook blijkt dit niet uit de correcties en aanvullingen daarop. Daarnaast heeft eiseres niet consistent verklaard over het moment dat [A] bewusteloos raakte en acht verweerder het ongeloofwaardig dat eiseres, een medische professional, geen eerste hulp heeft verleend aan [A] , maar naar buiten is gegaan en hulp van twee jongens heeft gevraagd. Verder acht verweerder het niet aannemelijk dat eiser via de achterkant van haar huis heeft weten te ontsnappen aan een menigte en dat haar huis en de kliniek waarvoor zij werkte in brand zijn gestoken. Ook doet het feit dat eiseres zich niet heeft gewend tot de autoriteiten voor hulp of bijstand en zij daarnaast bijna drie maanden in Guinee heeft verbleven zonder problemen te hebben ondervonden, afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen over de ontvangen bedreigingen. Verweerder heeft daarom de aanvraag afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verklaringen over de dood van de partner
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte haar relatie met [A] ongeloofwaardig acht door één verkeerd antwoord van eiseres in het aanmeldgehoor. Verweerder dient er rekening mee te houden dat eiseres vermoeid was en dat zij voor dit gehoor een aantal weken gedwongen in de prostitutie heeft moeten werken. Verder heeft eiseres niet tegenstrijdig verklaard over het moment dat [A] bewusteloos werd. De reactie van eiseres om buiten hulp te zoeken is geen rationele, maar wel een voldoende adequate reactie geweest, ondanks haar medische achtergrond. Daarnaast heeft eiseres aannemelijk gemaakt hoe zij is ontsnapt uit het huis van het dorpshoofd. Ook verwijst eiseres naar het Algemeen Ambtsbericht Guinee van juni 2014, waaruit blijkt dat het doen van aangifte niet altijd zin heeft en daarom heeft eiseres ook geen aangifte gedaan bij de politie.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de relatie van eiseres met [A] niet geloofwaardig is. Ook de rechtbank acht daartoe van belang dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet hebben van een partner. In het aanmeldgehoor heeft eiseres op de vraag of zij een partner heeft ontkennend geantwoord en meegedeeld dat zij wel een partner heeft gehad, maar dat deze relatie sinds 2017 is beëindigd. In het nadere gehoor heeft eiseres verklaard dat zij [A] in februari 2017 voor het eerst heeft ontmoet en zij sindsdien een relatie hadden. Dat eiseres hierover tegenstrijdig heeft verklaard, heeft verweerder in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling van belang mogen vinden. De relatie met [A] en zijn overlijden zijn immers reden geweest om asiel te vragen. Deze tegenstrijdige verklaringen doen daarom afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Van eiseres had mogen worden verwacht dat zij over het hebben van partner consistent kan verklaren. In de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor heeft eiseres bovendien nog de
mogelijkheid gehad om haar verklaring te corrigeren, maar dit heeft zij niet gedaan. Verder volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gestelde vermoeidheid en zij voor het gehoor gedwongen in de prostitutie heeft moeten werken. Eiseres heeft ten tijde van het aanmeldgehoor aangegeven lichamelijk en geestelijk in staat te zijn het gehoor te laten plaatsvinden en daarnaast blijkt niet uit het rapport van het aanmeldgehoor dat de genoemde omstandigheden van invloed zijn geweest op het gehoor. De rechtbank volgt verweerder dat eiseres geen afdoende verklaring heeft gegeven voor de tegenstrijdige verklaringen.
6. Verweerder heeft op basis van het vorenstaande de conclusie kunnen trekken dat, omdat de relatie niet geloofwaardig is, de verklaringen van eiseres over de dood van [A] en de daaruit voortvloeiende problemen ook niet geloofwaardig zijn. Verweerder ziet voor deze conclusie verder bevestiging in de verklaringen van eiseres over het moment dat [A] bewusteloos raakte. De rechtbank volgt verweerder dat eiseres op pagina 7 in het nader gehoor (vrije asielrelaas) hierover anders heeft verklaard dan op pagina 13. De stelling van eiseres dat het hier niet om een tegenstrijdige verklaring gaat, kan de rechtbank niet volgen. Het moment van bewusteloosheid heeft eiseres anders beschreven op pagina 7 ten opzichte van pagina 13 en dit kan niet worden aangemerkt als een aanvulling op de verklaring zoals eiseres stelt, maar betreft een tegenstrijdigheid.
Verklaringen over de problemen..
7. Verweerder heeft de verklaring van eiseres dat haar huis en de kliniek waar zij werkte in brand zijn gestoken, mogen aanmerken als een verklaring van horen zeggen. Ook heeft verweerder niet ten onrechte zich op het standpunt gesteld dat het verband tussen het in brand steken van de kliniek en datgene wat eiseres daarvoor is overkomen niet te leggen valt en daarom niet aannemelijk is te achten. Eiseres heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat het doen van aangifte helemaal geen zin zou hebben gehad en dat verweerder om die reden haar dit niet had kunnen tegenwerpen. Uit het door eiseres aangehaalde ambtsbericht
blijkt dat wisselend met aangiftes wordt omgegaan en dat dit onder andere afhankelijk is van de beambte en van de positie van de aangever. Dat het doen van aangifte geen zin heeft, blijkt hier niet uit. Dat het de heersende mening is dat het doen van aangifte geen zin heeft, is iets anders en betekent niet dat het doen van aangifte op voorhand geen zin heeft.
Conclusie
8. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit gelet op het vorenstaande berust op een voldoende motivering en acht het niet nodig om verder in te gaan op de overige in beroep aangevoerde gronden. Verweerder heeft het asielrelaas niet ten onrechte als ongeloofwaardig aangemerkt. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.