ECLI:NL:RVS:2022:2651

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
202201429/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om opheffing inreisverbod door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 januari 2022 het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om opheffing van een inreisverbod ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 april 2021 het verzoek om opheffing van het inreisverbod afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 september 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het algemeen belang van de Nederlandse samenleving zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling bij opheffing van het inreisverbod. De enkele omstandigheid dat de vreemdeling een verblijfsaanvraag in Finland had ingediend, die was afgewezen, was niet voldoende om te concluderen dat de staatssecretaris het inreisverbod ambtshalve had moeten opheffen of contact had moeten opnemen met de Finse autoriteiten.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.

Uitspraak

202201429/1/V3.
Datum uitspraak: 12 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 27 januari 2022 in zaak nr. 21/3543 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2021 heeft de staatssecretaris een verzoek om opheffing van het tegen de vreemdeling uitgevaardigde inreisverbod afgewezen.
Bij uitspraak van 27 januari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, advocaat te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat meer gewicht wordt toegekend aan het algemeen belang van de Nederlandse samenleving dan aan het belang van de vreemdeling bij opheffing van het inreisverbod. Het enkele feit dat de vreemdeling een verblijfsaanvraag in Finland heeft ingediend en deze is afgewezen, is niet voldoende voor het oordeel dat de staatssecretaris ambtshalve het inreisverbod had moeten opheffen of in contact had moeten treden met de Finse autoriteiten daarover.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
872