ECLI:NL:RVS:2022:2651
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om opheffing inreisverbod door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 januari 2022 het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om opheffing van een inreisverbod ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 april 2021 het verzoek om opheffing van het inreisverbod afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 september 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het algemeen belang van de Nederlandse samenleving zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling bij opheffing van het inreisverbod. De enkele omstandigheid dat de vreemdeling een verblijfsaanvraag in Finland had ingediend, die was afgewezen, was niet voldoende om te concluderen dat de staatssecretaris het inreisverbod ambtshalve had moeten opheffen of contact had moeten opnemen met de Finse autoriteiten.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.