ECLI:NL:RVS:2022:2509
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- C.M. Wissels
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 9 oktober 2019 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 1 juli 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 2 juli 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.C.M. van Schijndel, ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris de vreemdeling niet hoefde te horen over haar bezwaar. De vreemdeling had relevante argumenten aangevoerd die niet genegeerd konden worden. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond was en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het besluit van 1 juli 2020 vernietigd en werd de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak en het beoordelingskader voor de vaststelling van de identiteit van de vreemdeling. De staatssecretaris werd ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.