ECLI:NL:RVS:2022:2498

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
202204866/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 27 juli 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A. Dorsman, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De vreemdeling had geklaagd dat uit het proces-verbaal van staandehouding niet bleek dat de machtiging tot binnentreden aan hem was getoond. De rechtbank had echter terecht overwogen dat een machtiging tot binnentreden alleen zo mogelijk wordt getoond en dat het ontbreken van bewijs dat de machtiging aan de vreemdeling is getoond, niet afdoet aan het feit dat de machtiging is gebruikt.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en op 30 augustus 2022 ter beschikking gesteld aan de partijen.

Uitspraak

202204866/1/V3.
Datum uitspraak: 29 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 9 augustus 2022 in zaak nr. NL22.14493 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juli 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 9 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A. Dorsman, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De vreemdeling klaagt namelijk dat uit het proces-verbaal van staandehouding niet blijkt dat de machtiging tot binnentreden aan hem is getoond. In dat verband heeft de rechtbank terecht overwogen dat een machtiging tot binnentreden alleen zo mogelijk wordt getoond (artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden). Dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat de machtiging tot binnentreden aan de vreemdeling is getoond doet daarom niet af aan de opmerking in het proces-verbaal dat de machtiging is gebruikt. In het verlengde hiervan is ook niet relevant of de broer van de vreemdeling toestemming kon verlenen tot het binnentreden van de kamer waar hij verbleef. De machtiging tot binnentreden is immers gebruikt en dan is toestemming overbodig.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022
873
Deze uitspraak is op 30 augustus 2022 in het digitaal dossier aan partijen ter beschikking gesteld.