ECLI:NL:RVS:2022:2498
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 augustus 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 27 juli 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A. Dorsman, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De vreemdeling had geklaagd dat uit het proces-verbaal van staandehouding niet bleek dat de machtiging tot binnentreden aan hem was getoond. De rechtbank had echter terecht overwogen dat een machtiging tot binnentreden alleen zo mogelijk wordt getoond en dat het ontbreken van bewijs dat de machtiging aan de vreemdeling is getoond, niet afdoet aan het feit dat de machtiging is gebruikt.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en op 30 augustus 2022 ter beschikking gesteld aan de partijen.