ECLI:NL:RVS:2022:2435
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag vreemdeling
Op 23 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 14 juli 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en was er een inreisverbod uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag had op 27 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist en dat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen. De staatssecretaris erkende dat de vreemdeling in Syrië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM, maar stelde dat er op dat moment geen reden was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.